'Afdeel. bladig gevind* A1Ie de Bladen *3® °P de kant
xiii. Setand j ruuw , van Eyronde figuur gefpitst, het
Hoofd* uiterfte Blad grootst. Uit het end der Takken
k°men lan8e 3 getropte, Takkige Bloem-Aai-
•%*. ren ■> die in fommige Planten Mannelyke , in
anderen Vrouwelyke Bloemen draagen. De eerden
hebben twintig Meeldraadjes: de anderen
brengen een Vrugtje van drie Zaadhuisjes voort ,
die op ’t meest twee Zaaden bevatten (*)i
S >lam- Spirsa met gevinde Bladen, de Blaadjes
lipenduia. eenvormig Zaagswyze getand , de Steng
Dropwor. Kruidig , de Bloemen als een Kroontje.
Dit Kruid heeft den naam van Filipendula ,
wegens de Knobbelige als aan Draadjes hangende
Wortelen , in de Zuïdeiyke deelen van Europa
, doch de Duitfchers noemen het Roode
Steenbreek o f Wüdgarben, de Engelfchen Drop-
mrt en wy Dropwortel. Sommigen hebben het,
verkeerdelyk, Oenanthe geheten. Men vraagt
o f het ook hét Molon zy van P l i n i ü s . Het
groeit op de Velden van Ooftenryk en aan de
kan-
(*) CapfuU fahiisperma, Haller noetntze eenzaadig,
gelyk Tournefort ook dezelven hadt afgebeeld.
( i i ) Spirjut Foliis pinnatis , Foliolis unifbrmilms ferratis
&c. Filipendula Foliis pinnaris &c. Mae. Med. 239. H. Cliff.
i 9 i- R. Lugdb. 177. Gouakt Monsp. 24*. Gort. Belg. i+j.
Fl. Suee. 403. , 439. Filipendula vulgaris. C. B. Fat. 153.
Filipendula. Cam. Epit. 60%. Dod. Pempt. S6. Oenanthe
Filipendula. Lob. Ie. 729. g , Filipendula minor. C. B. Prsdr.
P £É|$j ■
kanten der Hakbosfchen, zegt C l u siu s , zeer IV.
• A f b p e l menigvuldig. In Switzerland is het met gemeen, X1IU
zynde hier te Lande, op een Waard aan de Hoofd-
L e k , by Wyk te Duurftede , gevonden. stuk.
Het fpreidtzyne lange Bladen langs den Grond J ’a[ntagr
in ’ c ronde uit, die bezet zyn met zeer fpits getande
Vinnen en kleine Vinnetjes daar tusfehen.
De Steng , die naakt i s , één o f anderhalven
Voet lang, draagt een Kroon van meest zesbla-
dige Bloempjes uit een zesdeeligen K elk, met
veele Meeldraadjes. Het Vrugtbeginzel, daar
tusfehen, wordt een rond Hoofdje , uit een
getal van vyftien tot twintig Haauwtjes be-
ftaande,zo HALLERineldt. T o u r n e f o r t
z e g t , dat de Zaaden tot een rond Hoofdje, ’t
welk naar een Tonnetje g e ly k t, vergaard
zyn.
De Bloemen zyn welriekende zo in dit als in
de voorgaande Soort, waar uit men een kragtig
Oogwater plagt te deftilleeren. In beiden is de
Wortel famentrekkende. zynde van deeze in de
Winkelen onder den naam van Roode Steen-
breek Wortel bekend geweest. Men heeft-
z e tegen de Aambeijen en den Witten Vloed
aangepreezen. Het Kruid hebben fommigen
over de Slaa gebruikt, en bevonden dat het
de Verteering hielp, zynde fmaakelyk en zeer
verfris fchende ( * ) .
(12) Spi-
(*) Fabregou, WJl. des Plant, envir, Paris*
, II. Deel. IX, Stuk.