Afdeel.
xv.
Hoofd*
stuk»
v.
Melisfa
Cretica.
Kandia-
fche.
VI.
Fruticefa.
Heefteiige,
Cs) Melisfe met end-Trosjes en teer korte een-
zaame Bloemfieeltjes*
Naar de voorgaande gelykt deeze , die de
Stengetjes maar een Handbreed hoog , regt,
donker paarfchachtig heeft, de Bladen Eyrond,
gekerfd, veele Kransjes, uiteenbloemigeSteeltjes
befcaande, zonder Bladen Troswyze aan ’C
end der Takken , met bleekpaarfcbe Bloemen.
Van deeze wordt de Groeiplaats gefteld te
Montpellier en in Spanje. De Italiaanen noemen
dit Kruid Mentuccio minore o f Nepetélla,
zegt Barkeliek.
Q6) Melisle met verdunde Roedachtige Takjes,
de Bladen van onderen Wollig, de Steng
Heefierig.
De eze, dié in Spanje groeit, is Heefterig met
gekranfte Bloemtrosjes en Blaadjes, als die van
Mariolein , welke Wollig en grys zyn. Z y
wo rd t, zo wel als de, naastvoorgaande , ook
tot de Kalaminth gerekend te behooren.
D ra-
( $ ) Melisfa Racemis terminaübus &c. Calam. incana O-
cymi foHis. C. B. Pin. 22s. Cal. Pulegii odote minor. BARR.
Ie. 1166. Calam. Clinopodii Auftriaci foliis , Odore Pulegii.
fl.UK. Alm. 75, T. 163. f. 4 ?
(6) Melisfa Ramis attenuatis virgatis 8rc. Melisf Caule
Pruticolb Fol.yverticiUatis* R. Lugdb. 321. Calamintha Hisp»
Prut. Mari folio. Tournf. Infl. 194* Calam* montana in™
cana minor. Moris. Hiß. III. p. 413. N. é.
D r a c o c e p h a l u m . Draakskop. IV.
Afdeei«
Wegens den uitgefpannen Keel , met de bol- HooF*D.
Ie Bovenlip, die de Bloem als den Kop vnn een stuk.
Draak of Slang doet vertoonen, heeft dit Geflagt
deezen naam bekomen en behouden.
Veertien meest uitheemfche Soorten zyn er
in vervat, als volgt.
(1 ) Draakskop met geaairde Bloemen en L ên - .
cetvomige Zaagtandige Bladen. ehaium
Vtrginid-
In Noord-Amerika groeit dit Kruid, waarvirgmifcit.
aan B r e y n i d s eerst den gezegden naam gaf,
zynde hetzelve bevoorens Vingerhoed met Per-
fikbladen genoemd geweest en Wederik met
paarfch geaairde Kalotjes - Bloemen. De Stengen
zyn vierkant , een Elle hoog; de Bladen
twee o f drie Duimen lang, de Bloemen bleek
paarfch. De Heer d e i a H i r e nam in de-
zelven waar, dat zy een Tandje hebben by het
Vrugtbeginzel, ’ t welk hy ook maar in de Hy-
fop en twee andere Kransjes - Kruiden vondt.
Bovendien bleeven zy , horifoncaal bewoogen
wor-
(1) Draeoccpbalum Flor. Spicatis, Fol. Lanceolatis ferra-
tis. Syjl. Nat. XII. Gen. 729. p. 401. Xril. p. 4 J4 -
ü. Clijf. 308. R. Lugdb. 311. Dracocephalum. Ubevn le'
$3. T. 27. Mem. de 1712. p. 275. T. i i . Dracoceph. angus-
tifolius. M o r i s . hifi. m . p. 407. s. h . T. 4. f. 1. Pfen-
dodigitalis Perficae foliis. BOCC. Sic. 12. T. 6. f. 3. Lyfima-
chia Galericulata fpicata, purp. Canadenfis. BARR. Ie. 1132,
C c 3