Afdeel. ^ Corchorus met driehokkige, driekleppige,
xiv. * driekantige Zaadhuisjes , de hoeken twee-
Hoofd- Mffiüt hebbende, de Bladen langwer-
STÜ* ; W / * « ïJway« Borftelachtig.
Corchorus
tnioeuiaris. In Arabie nam F o r s k a ö h l deeze Soort
Driehofeki* wiId voortkomende, waar. Dezelve hadt ronde
opgeregte Stengetjes van een Voet lang, met
gefteelde langwerpig Eyronde Bladen overhosks,
gelyk in de voorige fcherp getand , en hebt
bende, aan de onderhoeken der bovenfte Bladen,
ook een Draadachtig T and je, doób aan
de onderfte Bladen niet, De Bloemfteeltjes
kwamen meest tegenover de Bladen voort; dik-
wils met twee Bloemen, hoekige Kelken heb-
bende en fmalle geele Blaadjes. De Zaadhuisjes,
als gemeld is , hadden enkelde Tippen.
T r ;Z . ^ Corchorus met Liniadle Spilrondachtige,
Drietand;* ruuwe Zaadhuisjes; de agterfte Tandjes
£e‘ Borftelachtig.
Behalve die van P l u k e n e t , met fmalle
Bladen , heeft de Ridder hier ook t’huis ge-
bragt dat Kruid, ’t welk de Heer N. L . B ur-
mannus onder den naam van Driehokkige uit
het
O ) Corchorus Caps. trüoc. trival v. triq. Sec. Mant. 77 $66.
(3) Corchorus Caps. Linearibus teretiusculis fcabris &c.
Mant. $66. Corchorus Americ. angufto barbato folio. Pluk*
Phjt. T. 127. f. 4, Corch. trilocularis. Burm. Fu Ind. 123,
T. 37. f. 1.
bet Kruidboek van G a r c i n , in Afbeelding IV.
liadt gebragt, hebbende zeer blykbaar drietan- xw.1”
dige Zaadhuisjes. De Steng van ’t zelve , Hoofd.
zegt zyn Ed. , is Heefterïg , met opgeregae STüK*
Takken en Liniaal-langwerpige Bladen , die
de Tandjes egaal , doch de agterften wat langer
hebben: de Bloemen in de Oxelen eenzaam,
twee o f drie; hebbende drie, zeer wydgemikte
, tweedeelige Stylen : de Zaadhuisjes als
driekleppige Haauwtjes , over al even breed,
met drie kromme Punten door de rypwording
openbar Rende. De Groeiplaats was in Indie.
(4J Corchorus met langwerpige driehokkige iv.
Zaadhuisjes , welke driekleppig zyn met
zes Sleuven en zes Punten ; de Bladen _ iandige*
Hartvormig met de agterfte Tandjes Borftelachtig.
In de heetfte deelen van Zuid-Amerika als
ook in de Westindiën, groeit deeze , die daar
van den Bynaam heeft. Door de rondachtlg-
heid der Bladen is zy voornaamelyk onder-
fcheiden. De drie Stylen zyn ook gegaffeld en
de Tanden der Zaadhuisjes wyken ver van elkander.
( 5 )
(4) Corchorus Caps, oblongis trilocularibus , tritalvibus
&c. Lokfl. It, 124. N. 12. Alcea Cibariaf. Corchorus Americana.
pluk. Fhyt. T. 127. f. 3. Tritunfetta fubvillofa,
BROWN Jura. 232. T. 2J. f. I,