IV. getand zyn, in Switzerland waargenomen, flrekc
tot kenmerk van deeze Soort , die ook op de
H oofd» Ooftenrykfe en Laplandfche Bergen voorkwam.
s to k . Zulks beeft wel in de gedagte van Bauhinus,
ïjndraa-' m3 ar in myne Japanfchc geen plaats, die als een
ginds. middelflag fchynt te zyn tusfehen beiden.
vin. (8J Tafchkruid met de Stenghlaadjes talryk en
incana* grys, de Haauwtjes langwerpig fcheef en
Gïys. byna ongejleeld.
Deeze , die ook op de Gebergten, zo der
Zuidelyke als Noordelyke deelen van Europa
voorkomt, gelykt in Geftalte veel naar de Ruige
en zelfs naar de Muurige ; doch deeze drie
Kruidjes, hoe klein ook , verfchillen door het
gezegde te veel , om ééne zelfde Soort uit te
maaken.
L e p i d i o M. Peperkruid.
Dit Geflagt onderfcheidt zig door een uitgerand
, Hartvormig , veekaadig Haauwtje, met
gekielde tegenftrydige Klepjes.
Behalve het gewoone Kruid van dien naam,
zyn ’er de Kruiden, tot de Kers behoorende,en
anderen in begreepen. ’c Getal der Soorten is
twintig, als volgt»
C i) Pe-
( s ) Draba Fol. Caul. numeroCs incanis &c. Oed. Dan.
T. 130. GoiJAM Montp. 314. GER. Prov. 345. Fl. Stuc.516,
Leucoijum f. Lunaria vasculo oblongo contorto. Pluk. A ^ „
31 s . T. 42. f. X *
m
(x ) Peperkruid met de Stengbladen Vinswyze IV.
veelde elig, die aan de Takken Hartvormig, ^F£y£L*
omvattende, onverdeeld. H oofdstu
k .
Dit zou het waare Eerfte Thlaspi van D i - LeJd]am
o s c o R iD es zyn, volgens Z anoni , hoewel perfiUa-
het van alle andere Soorten van Thlaspi groo- Doórbji-
telyks verfchilt door het Loof. De onderfte^'S*
Bladen zyn , als die van fommige Kroontjes-
Kruiden, gevind en Vinswyze gefmaldeeld; de
bovenften als die van het Doorwafch, omringende
de Steng en Takken: zo dat het zig Door-
bladig vertoont. De Zaadhuisjes hangen a3n de
Steeltjes nederwaards en zyn rondachtig, veel
gelykende naar die van de gewoone Kers. De
Groeiplaats wordt gezegd te zyn in Perfie en
Syrië. Volgens Rauwolf is het een zeer
fchoone Soort van Kers , te Aleppo op oude
Müuren van Gebouwen uicermaate gemeen. Bau-
h 1 nus noemt het Alexandrynfche Thlaspi, waar-
fchynlyk naar de afkomst van Scandrona in
Syrië.
(2) Pe-
(1) Letidiam Fol. Caulinre pianato - multi£d;s &c. Syß.
Nat. XII. Gén, 80I. p. 43 3- Feg. XIII. p. 4*9- H. Cliffl
331. B.. Lugdb. 33J. Gron. Orient. 79. Nafturtium fpica-
ïum Peificum perfoliatum , maximum. MORlS. Hiß. II. p.
294. S. 3. T, 2J. f- 17* Thlaspi Alexandrinmn. C. B. Pin.
jo8. Prcdr. jo. Thlaspi verum Dioscoridis primum. ZAK.
Hiß. 193. T. 129» AAJ* g3°*
Q .q 3
IX. Deel. IX. Sius»