IV. De Byzondere Kenmerken zyn, een vyfbla*
jw f1* ^ige Kelk, bevattende vier Bekerachtige Ho-
H oofd- nigbakjes, die voor Bloemblaadjes verflrekken
stuk, en jjggj. 0p volgen vier Zaadhuisjes met gefchub-
de Zaaden.
Cimiclfuga eenigfte Soort hier van ( i ) , een Siberi-
focüda. fche Plant, gelykt zeer veel naar het hier voor
befchreevene getroste Kriftoffelskruid *BIadz.83. ° *. Ook
heeft zy iets dat naar het rhahctrum zweemt:
weshalve G me l x n haar, volgens A m m a n ,
Thalictroides noemde, die uitermaate ftinkt, De
vuile Reuk, welke het wild groeijende uitgeeft,
is naauwlyks verdraaglyk: zo dat, indien hetzelve
de Weegluizen verjaagt, men billyk zeggen
mag, dat Stank door Stank verdreeven worde.
Ook zoude het Afkookzel van dit Kruid
tegen de Waterzugt dien (tig zyn bevonden.
Het groeit, van de Jenifea Oost waards, door
geheel Siberie. Het heeft de SteDg fomtyds
Mans langte hoog, doch breidt zig Berk zyde-
waards u it, met ruige, kleverige, gevinde Bladen
: terwyl het end van de Steng zig in ver-
fcheide Takjes verdeelt, die Aairswyze met
Bloemknoppen bezet zyn. Voor ’t bloeijen knikken
deeze Toppen, maar regten zig vervolgens
op. In de Bloem komen dikwils twintig Meeldraad
(i) Cimicifuga. Syft. Nat. Veg. XIII. Gen. 1282. p. 420.
Aüxn Cimicifuga. Sp. Plant, 722. Am. Acad. VII. T. 6. f.
z. Gmel. Sib. IV. p. 181. T. 70. Thali&roides foetidisli-
, Chriftophorians facie. Amm. Ruth. 102.
draadjes en vier Stylen voor; doch daar heeft IW
een aanmerkelyke verandering, ten opzigt van XIV>
het g etal, zo der Bloem- en Kelkblaadjes, als Hoofd.
der Vrugtmaakende deden, in dit Kruid plaats. 8* UK*
H 0 „ _ . r Pentagym
De Rang der Vyfwyvigen, m deeze Klasle 9 nia%
bevat de drie volgende Geflagten van Kruiden.
A q, u i l e g i a . Akeley,
Dit heeft v y f Bloemblaadjes , zonder K elk ,
en v y f gehoornde Honigbakjes , tusfchen de
Bloemblaadjes: beltaande de Vrugt uit v y f afgezonderde
Zaadhuisjes.
( t) Akeley met kromme Honigbakjes. a Jigta'
vulz&ris,\
In Europa heeft dit Kruid zynen naam meest Gemeene.
met den Latynfchen overeenkomftig, waar uit
niet onwaarfchynlyk i s , dat het eerder door
Zaad overgebragt, dan dat het natuurlyk zou
zyn aan de Noordelyks deelen. Het groeit,
niettemin, in Steenachtige Bosfchen van Oost-
enryk en Switzerland; men vindt het wild in
Vrankryk, als ook in onze Nederlanden , ja
zelfs in Sweeden. In de Tuinen is h e t , als
een
f i ) Aquilegia Ne&ariis incurvis. Syft. Nat. XII. Gen. 684.
p. 372. Veg, XIII. p. 410. Aquilegia. Mat. Mei• 272. H.
Cliff. 215. R. Lugdb. 482. GOUAN Monsp. Z60. GEXL.Prtv.
S92. Kram. Auflr. 193. Aquilegia fylveftris. jb, Hortenfs
fimplex y , multiplex flore magno. j , flore invetfo: g, Flore
Rofeo multiplici. £ Degenet virescens. C . B. Fin, 144*
Hall. Hefo, 312. Fu Snee. 2, N. 47g.