IV.
A fdeel.
x v l
H oofdstu
k
Haattvj-
draag* •
de.
tig w it, met geele Meelknopjes en Zaadhuisjes,
byna als die van ’t Penningkruid, Bulbo-
nac genaamd. By nagt geeven de Bloemen al-
leenlyk een aangenaamen Reuk.
’ Wegens de Zaadhuisjes hadt de vermaarde
T o ü r n e f o r t tot het Geflagt van Lunaria
een Gewas betrokken, dat hem gebragt was van
het Eilandje Kaloyero, in de Griekfche Archipel
, by Amorgos. Het geleek echter, in Gewas
, veel meer naar de Violieren, hebbende
Houtige Stengen van omtrent een Voet hoogte
met getropte Bladen, en uitfteekende geaaide
Bloemtakken , met geele .Bloemen. In
de Koninglyke Tuin te Parys was deeze Plant,
die door de Bladen, welke Lancet vormig, Wol-
lig wi t , en byna als die der Gryze Violieren
o f Violetten waren, een weinig van de Egyp-
tifche fcheen te verfchillen.
Zonderling is ’t , daar L i n n jE us op deeze
Soort den naam van F o r s k a o h l aanhaalt,
dat men in de befchryving der Planten van E-
gypte en Arabie, door dien Autheur, niet van
dezelve gefproken vindt* Hy geeft drie Soorten
van dit Geflagt op, waar van de eene, Droevige
gebynaamd, by Kairo gevonden, Tandswys
uitgehoekte Bladen hadt; de andere, Liniaaïe
getyteld, hadt dezelven Wollig en eene Takki-
ge verfpreide Steng: de derde, by Alexandria
groeijende , Pluizige genaamd , hadt leggende
en getande Bladen, ook Liniaal, gelyk in de
voorvoorgaande.
Dus allen van de Farfetia verfchil- IV.
lende (*). AFxvrL*
rr HOOFDH
e l i o p h i l a . Zonnemmner. stu k .
Dit Geflagti welks Griekfche naam daar van
afgeleid zal zyn , dat het natuurlyk groeit op
plaatfen die aan de Zonnefchyn zyn bloot getiteld
, heeft twee Honigbakjes omgekromd naar
den Blaazigen voet des Kelks. Het bevat de
volgende uitheemfche Soorten.
( i ) Zonneminner met Lancetvormige onver- .. i-
, 7, 75 t , HeliOpbilrX
de el de B Laden» integrifom
lia.
( 2 ) Zonneminner met Liniaaïe Vindeelige 5^ | el'
Bladen. ir>
Coronopi-
Volgens de laatfte vermaaning van den Ridder •
behoort de Afbeelding der Afrikaanjche Violier,
met blaauwe Bloemen en Hertshoornbladen, by
S eb a , tot de eerfte Soort, ’t welk zonderling
is,; niet minder dat dezelve aldaar voorkomt met
het
i (+} Flor. ASgypt. Arob. p. 119 , 120.
(1 ) Heliophila Fol. Lanceolaris indivilis. Syji. Nat. XII.
Gen. si6. p. 442. Veg. XIII. p. 50j. Cheiranthus Fol. Lanceolatis
integertimis. Am. Aead. VI. Aft. 23. Leucoium A-
fxic. coetuleo Flote , latifolium. Heem. Lugdb. T. p. 36 s ,
SER. Mus. 1. T. 17. f. j . Nafturtiiim Petra um Ethiopicum.
Pluk. Fhyt. T. 43a. f. 2.
(2) Heliophila Fol. Linearibus pinnatifidis. Leucoium Afri-
eanum , coetuleo Flore , angufto Coronopi folio. Herat.
Lugdb, T. p. 367. Leucoium Afiicanum Flote Lint coerulei,
Molluginis folio. Pluk. Alm, 213, j , 200, f. 3,