IV.
A fdeel.
xv.
H oofds
tu k .
Schuilzaa
dige.
Deeze was Clandeßina genoemd, om dat zy
haare Steng onder den Grond verborgen houdt.
Men vindt ze deswegen Verborgen Kruid of
Clandejline de Leon getyteld. Het groeit in lom-
merryke Bosfchen van Vrankryk, Italië , Spanje
, en de Pyreneen, Op den Grond maakt het
Plaggen, gelyk het Huislook, uit veele Schubben
famengefteld , welken ieder een Bloem uit-
geeven, veel gelykende naar die der Haanekam-
men of Geele Ratelen van onze Velden, wel
twee Duimen lang, meest paarfchachtig, doch
ook fomtyds wit van Kleur. Op fommige plaat-
fen fchynt dit Gewas met zyne Takjes boven
den Grond te ryzen , gelyk B u r s e r u s hetzelve
dus op de Pyreneefche Bergen vondt: op
anderen is het zelfs met zyne Bladen geheel onder
den Grond verborgen, gelyk D a l e c h a m p
hetzelve in Spanje waarnam, komende de Bloemen
alleen te voorfchyn. ’t Is nu juist tweehonderd
Jaar geleeden , dat hy hetzelve de eerfte
maal ontdekte te Pancorvo, in ’t Stigt van Burgos
, aan den Grooten We g , naby de Bronnen
van Hontoria, uit welken een Rivier ontlpringt
die
Gen. 743. p. 40«. Wdg. XIII. p. 4so- Lacht. Fol. Cordatis,
Flor. Fasciculatis. GUETT. Stamp. 454. DALIB. Par. 19J.
Clandeftina Flote fubcceruleo. Touknf- Inft. 6$z. Dentaria
aphyllos A. piwpureo. R aj* Hiß. iz jo . Orobanche Flote
majore &c. C. B. Pin. 87. Prodr. 31. B-udb. Elys. II. p.
233. f. 14 Sc 129. f- 2. Moris. III. S, ia. T. 16. f. IJ»
Planta clandeftina, 'Madtena. Da l . Hiß, 960.ß t Clandeftina,
Madconna, oeculca. Eokel. Oh. 3°*. Cent, 1,
die in de Ebro valt. Daar maakten de Bladen IV.
aan de onderaardfche Takken een Soort van Pyn- ^ ™ EL’
appelen , gelyk hy ’t zelve af beeldt; waar vanHooFD-
de Barbiers zig bedienden om Schurfte Hoofden,;TOK'
te zuiveren. Want deeze Plant bevatte een
fcherpachtig o f zeer doordringend bitter Sap ,
en werdt in ’ t Graaffchap Pernia, daar zy in een.
Bofch overvloedig groeide, Madronmgeheten;
als zynde byzonder dienftig om de Vrouwen
te redden van Onvrugtbaarheid. Koeken in Boter
gebakken van, Tarwe-Meel , dat met het
Sap daar van beflagen was, hadt hy in dat op-
zigt veel zien uitwerken. Een Vrouw van vyf-
tig Jaaren , onder anderen , werdt daar door
genezen van een langduurige Ziekte, krygende
de Stonden wederom , en breDgende een Zoon
ter wereld (*).
f 2 ) Schub wortel met Klokswys’ gaapende n.
Bloemen. rbelypaa*
Gaapend*
Naar het doorluchtige Geilagt van Phelypeaux,
in Vrankryk, ’t welk voornaame Mannen, Voor-
ftanders der Natuurlyke Hillorie, heeft uitgeleverd,
hadt T o u r n e f o r t dit Kruid getyteld
, waar van hy een Portugeefch met geele en
een Levantfch met hoogroode Bloemen, beiden
door
(*) Hiß. dit Plant, de Lyon. Tora. I. p. 960.
(2) Lathraa Corollis campanulato- patentibus. Phelypsea
Lufitanica Fl. luteo. ß , Fhel, Orienulis Flore coccineo.
Toorne. Cor. 47. Tab. 479,
II, DMï* IX , STVS,