IV. driedeelig en draagt breede hangende platte
^ xvl^ Haauwen, veel naar die van ’t Penningkruid gely-
H oofd- kende, waar in Schyfronde uitgerande Zaaden.
STUK,
ïhtauw D e n t a r i a . Tandwortel.
draagen •
In dit Geflagt, dat van de getandheid der
Wortelen ( * ) zynen naam heeft , is de Kelk
overlangs famenluikende,de Stempel uitgerand,
en de Vrugt een Haauw die Veerkragtig open
fpriDgt met opgerolde Klepjes. Het bevat de drie
volgende Soorten.
i.
Dentaria
tnneapbyl-
ia.
Negen*
Madig.
(O Tandwortel met drie drievoudige Bladen,
(2} Tandwortel met de onder{ie Bladen gevind ,
de bovenften eenvoudig.
jBuMfira. -QQ- Tandwortel met de bovenfte Bladen ge-
Boidiaa- vingerd. Som-:
gend.
IÖ. (*) zie zulks by Toubnetort, op zyne Plaat 112, zeer
Tentaphyl- daide!yk vertoond.
Vyfbladig. ( t ) Dentaria Fol. ternis ternatis, Syft. Nat. XII. Gen.
S n . p. 43g. Veg. XIII. p. 496. JACQ; Vind. 11.9. KRAM*
Auflr. 192. Dent. fol. omnibus ternatis. R. Lugdb. 340.
Dentaria triphyllos. C. B. Pin. 322. Clus. Ni ft. p. 12 t. N.
y. Coralloides triphyllos. Gesn. Fase. IV. T. 2. f. 4. Cera-
tia Plinii. Col , Ecpbr. I. p. 30g. T. 307. Dentaria ennea-
phyllon. LOR. Ie. 687,
(2) Dentaria Foi. inferioribus pinnatis &c. H. Cliff. 335.
t l. Sutc. s&s , JS4. R. Lugdb. 340. HALL. Helv. 557. KHAM.
Aaflr. 192. Dentaria heptaphyllos Baccifera. C. B. Pin. 322.
C los. Pann. 44f. Dear. alt. Dod. Pempt. 162. Dentaria
Bulbifera. Lob. Ie. 687. g. Dent. Baccifera , Fol. Ptarmic*.
C. B. Pin, 3 22»
(} ) Dentaria Fol. fiimmis digitatis, G00AN Monsp. 323. ct,
Dent,
F
Sommigen hebben deeze voor Verfcheiden- IV. __
heden aangezien van het gedagte Kruid, doch xvlL*
z y verfchillen aanmerkelyk. De eerfte komt in Hoofd-
Ooflcnryk en Italië, op belommerde dorre G e -S™ K*
bergten, voor; de tweede aan den voet der Eer- '
gen, in de Zuidelyke en mïddelfte deelen van
Europa; de derde op de Alpen van Switzerland,
Savoije,Ooftenryken elders. Zie hier hoe C lu-
s iü s de tweede Soort, die zevenbladig is , b e - .
fchryve.
„ Z y kruipt met een langwerpigen Wortel,
„ die getand is en als uit veele Knietjes be-
, , fcaat, wit en fomtyds ook paarfchachtig, fom-
„ tyds op zyde nieuwe Scheuten maakende, on-
„ aangenaam van Smaak, eerst droog, dan fcherp
„ op de Tong. Uit de zyden dier Wortelen
„ komen langwerpige gefteelde Bladen voort,
, , tot v y f o f zeven aan een Steel, eerst zuur,
„ dan fcherp en heet van Smaak. D e Steng is
„ een Elle hoog , dun en naakjt, in ’t midden
„ met twee o f drie driebladige Vlerken; doch
„ het bovenfte is , met fmalle enkelde Bladen,
„ verwardelyk bezet. Op ’t end van de Steng
„ zitten vier, v y f of meer Bloemen, naar die
„ der Violieren wel gelykende, maar kleineren
„ wit
Dent. Fol. feptenis, fup. quinis. HALL- Helv. ss6. Dent.
heptaphyllos. C. B. Pin. 322. C lcs Pann. 453. Dod. Pempt,
162. Lob. D. 18S. g. Pentaphyllos fol. mollibus. Gar. A ix .
T. 29. y . fol. aspetis. Tournf. Injl. 223, Dentaria Eol»
cianib. quinato - digitatis. Ger- Prev. 336»
T t 2