ftffffll fff
lllli I I
m l uil
H I I
iJff :H
IV. Autheuren zyn, die de Bladen ronder, ruiger,
grooter heeft en fterker is van Reuk, groei-
Hoofd« jende in het Thüringer Woud overvloedig ( f ) .
STUK.
L a m i u m. Doove Netel.
D e boven-Lip der Bloem is geheel en gewelfd
; de onder-Lip tweekwabbig ; de Keel
heeft wederzyds een getänden Rand in dit Ge-
llagt, tot het welke de agt volgende Soorten
behooren.
i- ( i ) Doove Netel met Hartvormige, ongelyk
Orvala. en fp^s Zaagtandige Bladen, de Bloemen
Gioote. wet een gezwollen Keel, de Kelken gekleurd.
In Ooftenryk en Italië groeit, volgens den
Ridder, deeze op de Gebergten. Z y is zeer
groot van Gewas, heeft byna gladde Bladen en
een groote paarfche Bloem, ’t Geflagt, dat Mr-
cH EL ius onder den naam van Papia hervoort-
gebragt heeft en afgebeeld , in eene Valey van
5t Apulifch Gebergte Gargani door hem gevonden,
is eene Verfcheidenheid van deeze Soort.
( O
( t ) Vid. Cam. Spit. p. 401.
(1) Lamium Fol« Cord, inacquaüter arguteque ferratis &c.
S y f t . Nat. XII. Gen. 716. p. 353. P e g . XIII, p. 44J. Lammin
maximum Sylv. alterum. C. B. Pin. 131. Lamium
moet Sax. feime giabium. Til l . Pis. 92. T. 34. f. 1 ? Ga-
leopfis maxima Fannonica. C lus. Hiß. II. p, 35. ß , Orvala
Garganica. S p . P l a n t . goy. Papia Garg. MICH. G e n . 30.
T. 17.
(2) Doove Netel met Hartvormige ruigach- IV.
tige Bladen; de Bloemen meteen gezwollen^™**Lm
Keel; het Pypjeregt, wederzyds met eentiooroi
dubbelen Tand. stuk.
iT.
(3) Doove Netel met Hartvormige rimpelige cT g Z .
Bladen, een effene Steng en gladde ^ elkenCu^ Igwi
van langte als het Bloempypje* fche.
iir.
(4 ) Doove Netel met Hartvormige gefpitjte Laviga-
Bladen en tienbloemige Kransjes. Tffenc. \
■ , 7 • l v - Deeze drie Soorten, in t uiterlyke aanzien Macuia-
tiet veel verfchillehde, hebben allen in Italië ^Vlakte«'
haare Groeiplaats , doch de middelfte zou ook
in Siberie en volgens B o e r h a a v e hier in de
Nederlanden voorkomen. De eerfle vindt men
zeer fraay door E h r e t afgebeeld; waar uit
blykt, dat het dubbelde Tandje, wederzyds,
niet aan het Pypje , maar aan de Bovenlip plaats
heeft.
(2) Lamium Fol. Cord. pubescentibus &c. Lam, Garg.
fubincanum. T i l l . Pis. 93. T . 34- 2- Lamium Catatias
folio, Flore purpureo. Mem. de VAcad. de Par. 1717. p.
351. Tbew. Ehret. Tab. 7J.
( 3 ) Lamium Fol. Cord, rugofis &c. Lam. purpur, foeti-
dum. Pluk. Phyt. 198. f, i. Lam. purp. non foetens Fol.
oblongo. C. B. Fin, 231. Bocc. Mus. II. T. 23. Galeopfis
Flor. purp. majore, Fol. non maculato. J, B. Hifi. III. p.
321. B.AJ. Hifi. SS9.
(4) Lamium Fol. Cord, acuminatis &c. Lam. alba Iinei
notatum. C. B. Pin. 231. Lamium Plinii montan. Campo-
clarenfium. Col. E c p h r . I. p. 190. T. 191. Lam. macula-
tum. C. B. Pin. 231.
I I , D E E L . I X , S T U K ,