A fdeel xv.
H oofd*
STUK.
XXII.
uAntirrhinum
Alpinum.
Alpifcl1.
(22) Leeüwebek met viervoudige Liniaal-
jMiicetvormige Zeegroene Bladen, verf prei*
de Stengen en getrofle Bloemen met een
regie Spoor.
Alle deeze, wederom, zyn Smalbladige Soor»
ten van Vlafcbkruid , waar van de eerfte naar
het Droevige veel gelykt, hebbende geeleBloemen,
en een omgeboogen of kromme Spoor.
Het volgende is gemeener dan die, op de Akkers
van Engeland , Vrankryk en Italië, waar
van zy den bynaam heeft. De Bloemen van dit
en het volgende , wegens haare lange Spooren
kenbaar , zyn blaauw, die van het Rotzige , welk,
zo wel als -het Lymerige, in SpaDje valt, zyn
geel. Veele Biesachtige Stengetjes heeft die
daar van den naam voert, voorkomende op Sicilië
en in de Oofterfche Landen, waar ook het
Zeegroene zyne Groeiplaats heeft , met zyrie
Vleezïge Sappige Blaadjes; doch diezelfde Kleur
heeft plaats in bet Mpifche Vlafchkmid , ’twelk
de Bladen Kranswys geplaatst heeft, ver van
elkander. Dit groeit in Ooftenryk, Switzerland ,
Italië ,Provence en op de Pyreneefche Bergen.
Het heeft de Bloemen blaauw met een geel Verhemelte
, zegt de Ridder. Voorts zyn alle deeze
Soorten klein van Gewas, fommigen maar een
Hand-
(22} Antirrbinum Fol. quaternis Lineari - Lanceolatis glaucïs
81C. R. Lugdb. 297. N. 22. Linaria quadrifo'iafupina. C. B. Pin.
ais- (3, Lin. coernlea iepens, y , tin . fol. Carnofis cinereis»
Bid.
13 I D ï N A M i R. 4^
HanBpalm , anderen een Voet of daar omtrent IV.'
hoog, of nèderleggënde op den Grond. Afdeéw
Hoofde
{233 Leeüwebek met gepaarde langwerpig Ey- stuk.
ronde Zaagtandige Bladen , een opgeregte
r Steng , getroste Bloemen en tweehoornige num bic or *
'* Zaadhuisjes. . . . . . £;eehoot.
Ét . I 1 . ... ■ teL . . .. ng*
(2a) Leeuwehèk met alle Bladen gepaard Ey- Xxiv,
rond en Pluizig, enkelde Stengen, de BÏoe-
men zydelings tegenover elkander.
• (25) Leeüwebek met de meèjle Bladen gepaard , xxv.
langwerpigs de Bloemen overhoekt.
• Oiégo' la*
(26) Leeüwebek met de meejie Bladen over-
hoeks, Lancetvormig fiomp, en de Steng
met veel verfpreide Takjes. Klein»
Dee-
(23) Antirrhinum Fol. oppófitis o v ito - óblongis ferratis.
.Am. Aead. VI. Afr» 17. Linaria Fol. copiofis oblongis den-
iatis , Caps. CorniculatS reflexa. Burm. ^/V. 211. T, 7j , f.
3. Antirrh. Capenie; Burm. Prodr. FI. Cap.
(t* ) Ant. Fol.' omnibus oppófitis óvatis villofis 8cc. Anti
Saxatile minus. BARR. Ie. J97.. LinariaHispanica Nummularis:
folio villófo. TQUKNe. lnft. 169.
(ps) Ant. Fol plerisq. oppolitis oblongis, Flor. airtrnis*
É . 'tugdï. 297,' K . "£3. Göuan Monsp. spi. Linaria Saxa*
ti'il Serpylli folio. TouRnf. lnft. 169. Orontium Saxatile
Th^mi folio , 'F l , rubella. B A R R . U. 1313; Antirthimtó Sa*
Xatile. ld. Ie. 598, 1102, 110;.
(26; Ant. Fol. pierisq. altéinii Lanceolatis obtufis, &c.
MiÈflM* 324. Fl^Sutci JO.2, ï j 8 .:Oed. Dan. joi. Stop.
G*™. 47 ö, HALL. flclv. Si 5. KRAM. Auflr .. 184. Ger,
Prov. 291. Gouan Mtnsp, 301. Antirjh. Aryenfe minus. C i:
Ii m
H. deel, IX. Stuk.