IV.
A fd e e l .
x iv .
H oofds
t u k .
Eerhuy vige.
waar van V E s l i n g t u s de Afbeelding heeft
uitgegeven , tot opheldering der befchryvinge
van A l p i n u s ; welke Autheur echter niet
alleen de geheele Plant verkleind , maar ook
de Bloemen» het badhuisje , Blad- en Wortel,
in de Natuurlyke grootte , zeer duidelyk onder
zyne Uitheemfche Planten , gelyk V e s l i n-
g i ü s erkent, hadt in Plaat vertoond. Dus
was dit Gewas dan genoegzaam afgebeeld: des
R i j m p h i u s , die hetzelve onder den naam
van Kleine Indifche Waterplomp befchryft, met
reden de Afbeelding agter weg geiaten heeft.
Het groeit niet alleen in Oost- maar ook in
Westindle , zo wel als in de Noordelyke dee-
len van Afrika, zynde door F o r s k a o h l ,
nu onlangs , overvloedig by Rofètte , in de
Slooten der Rystvelden, groeijende gevonden;
die aanmerkt, dat de Jonge Bladen effenrandig,
de grooten getand, rondachtig, niet Hartvormig
waren, doch aan den Voet, by den Steel,
gefpleeten (*). Deeze Waarneèming, van een
kundig Ooggetuige , doet byna denken , dat
A l p i k b s gelyk had , met deeze Plompen
voor een zelfde Plant te houden als de Europi-
fche : aangezien dus het onderfcheidend Kenmerk
der bepaaling van den Ridder verdwynt;
Immers zyn Ed. hadt bevoorens ook getwyfeld,
o f ’er wel een Soortelyk verfchil tusfchen beideti
P o i ^ A l ï D k i A . i ï $
(den ware ( * ) In. Virginie groeijen de gemeene IV#*
Europifche Witte Plompen,die aldaar zelfs met
gevulde welriekende Bloemen voorkomen , zo Hoofd-
de Heer C l a ï t o n meldt j terwyl K a l m 8TUK*
die met getande Bladen in Nieuw Jerfey waar- Jj,**10***
genomen heeft ( f ) .
Men kan hier uit vaii de Geftalte oordeeleru
A l p i n ü S zegt i dat het in Egypte wel op
plaatfen groeit , daar het Water eens Mans
laagte diep is : zo dat de Blad- en Bloemftee-
len dan zeer lang moéten zyn* De Bloem,
als een fchoone witte Roos , mët eenige geelé
punten, is byna drie Duimen breed. De Zaadhuisjes
zyn ronde Bolletjes, als een Mispel o f
wat grooter, in de Vier Kelkbladen v e rv a t,
waar in Zaadjes ais Koolzaad. Het Kruid blyft
groeijen op Gronden daar het Water afgeloo*
loopen is* maar fterft tegen den Winter; waar
uit blykt, zegt hy , dat het een Jaarlyks G e was
is. Het heeft een langwerpig ronden Wortel*
niet veel grooter dan een Hoender -Ey*
van buiten zwart * van binnen gedachtig, Vleest?*
hard , famentrekkende en zoetachtig van
Smaakt
In deeze Bloemen heeft de zelfde eigenschap
als in Onze Plompen plaats. Z y fluiten
*ig, tegen den avond, als een ronde B o l , en
duiken onder Water , waar uit zy ’s morgens
wëttott;
Clijfl p.
(tJ GRow. Fl. f'trg. p, gj.
H a
» , DBEL, ix. STUK,