«
Afdee tWCe ’ ze!den drie KransJ'es o f Kroontjes val
Fx T L- Bloemen, die kleiner o f grooter, geel o f Goud
Hoofd, kleurig zyn. Zo wel de Stengen als de Bladei
*™ L a ZyD ,met Cen diëte WolliSheid » als V ilt, be.
dige.°tzaa' groeid, ’t welk de benaaming billykt. Menwi
dat dit het Phlomos zy van D i o s c o r i d e s
hebbende den naam daar van, dat mende W olligheid
der Bladen tot Pitten van Lampen be-
zigde.
Phiomht Viltkmïd met Liniaale Jlompe Omwind-
Turpurea. zeis, korter dan de Kelken; de Bladen
langwerpig Hartvormig en Wollig ; de
Steng Heejlerachtig.
De Steng van deeze, die weezentlyb van de
voorgaande verfchilt, is ook wel eenigszins
Heelterig en W o llig , doch doorgaans zwak en
de Bladen zyn fpits Hartvormig, de onderften
zeer lang gefteeld : de Bloemen paarfch. Z y
groeit natuurlyk in Portugal en Italië.
ITT. (3) Vilt kruid met de Wortelbladen Pylswys'
Lcvantfch. Hartvormig, wederzyds Wollig ruig.
Dee-
(2 ) Phlomis Involucris linearibus obtufis &c, Mill. Di&.
T. 202. Verbascum fuferotundo Salviae folio. C, B, Pin. 240.
Salvia Fruticofa Cifti folio haud incano. Pluk. Alm. 329,
T. ï 7. f. 6. Phlomis Frut. Lufitamca. Tournf, In ft. 17%.
( i k Phltmis Fol. Rad. Cotd. Sagitt. 8tc. Mil l . Dicï, T,
S04. Phlomis Oriënt. Fol. Auricul, incanis, fl. luteo. Niss.
Couan Momp. 285.
Deeze Levantfche, door N i s s o l iu s voor-
gelteld, heeft de Kransjes zonder eenige Om-
windzels. Z y fchiet eens Mans langte hoog.
(4) Viltkruid met Lancetvormige Wollige Bladen,
by de Bloemen Eyrond, en gewolde
Borjielige Omwindzels*
In de Zuidelyke deelen van Europa is de
Groeiplaats van deeze , die Phlomis Lychnitis
van C l u s i u s genoemd wordt, endoor hem
Onder de zeldzaamfte Planten van Spanje is af-
geheeld. L o b e l s Afbeelding is van hem ont.
leend , zo wel als die van D o n onheus. Plet
L o o f gelykt zeer naar dat van Salie , doch is
fmaller en zo digt met Wolligheid begroeid,
dat men ’er ook Lamp - Pitten van maakte. Hier
van heeft het Kruid zyn Griekfchen naam Lychnitis,
en wordt déswegeü ook van de Spaanfchen
Candilera geheten. Het groeit, volgens G ouan,
een Elle hoog en heeft vry meer Kransjes dan
de eerfle Soort, welke met Eyronde ongefteel-
de Bladen, als Blikjes, gefchoord zyn. Die van
D i l -
r' (4) Phlomis Foï. Lahceolatis toraentofis &c. Mil l . DiEI.
f . 205. Phlomis Fol. ligulatis &c. SAuv. hfsnsp. 143. GouAn
Monsp. 28«. Gek. Prov. 264. Verb. anguftis Salviae fol/is.
C. B. Pin. 240. Verbascum fylv. Fol. Salviae tenuifoliae. Lob.
lo. SIS. Sroechas praelongo & angufto folio. Bahr. Ic. 1 3 1 1 .
Phlomis Lychnitis. CLlis. Hisp. Ic. p. 379. Verbascum fyl-
veftre. Dod. Pompt. 146. 0 . Phlomis Salvifolia lutea &c.
OiLL. Elth. uts. f. 307.
•IV.
Afdeei.«
XV.
HOOFDSTUK.
IV,
Phlomis
Lychnitis.
saiie-
bladi g.
11« Deel, ix , St u k ,
Aa