Afdeel ^0ort* uitmunt door de fraaiheid van haar©
xiv. blaadjes, De Steng is één o f twee Ellen hoog;
Hoofd, het L oof gelykt naar dat der Kroontjes-Kruiden
SÏUK‘ en de Steng is lang gepluimd met geele Bloempjes.
Tbfüarum ( l0J Thaliétrum met een gebladerde gejleufda
Geeibi e Steng en een veelvoudige opjlaande Pluim,
m ig . .
Deeze Soort is niet alleen in de Noordelyke,
maar ook in de middelde en Zuidelyke deel en
van Europa , ja zelfs in Rusland gemeen, alwaar
zy met de voorgaande groeit. De Heer T h u i*-
b e r g heeft dezelve ook in Japan gevonden j
van waar ik een aanzienlyken Tak daar van bekomen
heb. In onze Nederlanden komt zy op
verfcheide plaatfen , zo in fiosfchen als in de
Weidlanden en aan de kanten der Slooten, voor:
weshalve menze W a t e r - R u i t o f P o e lru it noemt,
o f ook wel W e id -R u i t , naar den Latynfchen
naam R u t a p r a t e n ji s , die’e r , volgens L o b e l ,
door de Kruidkundigen aan gegeven wordt. Hy
erkent nogthans, dat de Bladen weinig na'ar die
van Wynruit gelyken. Dat de Wortel, gelyk
in andere Soorten , geel is , heeft ’er den naar»
van
(10 ) Tbali&rum Caule foliofö fu!cato &c. GORT. Belg.
153. Fl. Suec, 453. Ger. Prov. 379. GoüAN Kram. &c. 8cc,
H. Cliff. R. Lugdb. &c. Tftalióhum tnajus SlIiquS. angulofa
f ftriati. C. B. Pin. 336- Thali£trüm magnum. Dod. Pempt,
jS j3 . Thali&r. majus flamm. C. B. 336, Ruta piateai
lis HerbaMoiucn. LOB. It, II. p. js .
van valfche Rhabarber aan doen geeven, of dien IV.
van Weid-Rhabarber, by de Engelfchen. Men
zegt ook dat de Wortelen , in Afkookzel tot H o o fd -
twee Oneen gebruikt, het gebrek van Rhabar-8™
ber vervullen kunnen, en van veel dienst in de v;^
Geelzugt zyn. De Duitfchers noemenze Heil-
blatt, dewyl het opleggen der Blaadjes tot Hee-
ling van kleine Kwetzuuren ftrekt.
DoDONé u s tytelt deeze Groot ThaliSlrum,
en zy is zulks weezentlyk in vergelyking mét
die Soort, welke Klein Thalidtrum heet. Z y
fchiet naatnelyk fomtyds tot eens Mans langte
ó p , volgens J. Bauhinüs ,• hoewel zulks
meest fchynt te zien op eene Verfcheidenheid,
in Spanje groeijende, die fraaijer geele Bloemen
heeft, deswegen Speciofum gebynaamd door L in -
jsiEus, Anderen geeven aan de Steng twee Ellen
hoogte. Dikwils komt zy laager voor, en
daar zyn Verfcheidenheden van dit Kruid met
breeder en met fmaller Bladeren, welke laatfte
hetzelve eenigszins doen gelyken naar de voorgaande
Soort. Hier van verfchilt, nogthans,het
Gewoone zeer, dat de Blaadjes, gelyk de ge-
dagte Japanfche , byna zo breed als lang, een
Duim breed naamelyk, en aan *t end, gelyk de
voorige , doorgaans in drieën verdeeld o f met
twee Infnydingen heeft, zynde de Bladen in het
geheel driedubbeld gevind. Ook is ’t getal der
Meeldraadjes veel grooter. De Ridder telt ’er
vierentwintig en van tien tot zestien Stampers:
doch
II. Dbel ix, Stuk,