IV.
A fdeel.
xv.
H oofdstu
k
Elootzaa
digc.
ninglyk Kruid betekent , aifkomflig, In Oostin-
die, daar het, zo wel als in Perfie ,wild groeit,
noemen de Maleijers hetzelve Sulasji , doch de
Europeaanen Vleefchkruid, zegt R u m p h i u s »
'o f Doodkruid. De eerfle benaaming heeft daar
van zyne afkomst, dat men het *er veel by
Vleefch kookt; de andere van het gebruik, dat
’er de Indiaanen van maaken, met hetzelve op
de Graven te flrooijen o f daar in te planten ,
ten einde de Zieltjes der Overleedenen door den
Geur, zo z y w a a n e n , te v e r k w i k k e n . Men heeft
het ’er bruin, wit en zwart, naar de Kleur van
’ t Loof dus genaamd, dat men aldaar in de Tu inen
zaait. Zo z yn , in Europa, ook Verfchei-
denheden van deeze Soort, een grooter naa*
melyk, een met gevlakte of gekrulde Bladen,
en een groen Ballemkruid, dat de Bladen hobbelig
heeft, bekend.
De Gemeene Bafilik groeit omtrent een Voet
hoog ; de Groote heeft wel Stengen van een
Elle en daar boven. De Reuk is naar dien van
Kruidnagelen o f ook wel van Citroenfchillen en
zelfs van Anys trekkende. Men maakt ’er by
ons zo veel gebruik niet van als elders. In Italië
is bet zeer gemeen, dit Kruid in Potten te
houden in de Venfteren en in de Vertrekken,
als ook in de Bloemhoven, om den aangenaa-
men Geur. Niet minder werks maakt men van
deszelfs aankweeking in Egypte én Arabic,, alzo
de Oofierfche Natiën ongemeen verzot zyn op
deszelfs Reuk. Men noemt het ’er ZatarhenM
q£
D I D Y N A M ,1 A. 421
of Indifche Thym ; als ook den Indifchen oir- IV.
forong erkennende van dit Balfemkruid , of van xvfU
die Soort met Vleezige fiyve Bladen , welke Hoofd-
F o r s k a o h l , onder anderen, aldaar waarge-iTUK*
nomen hadt, wordende ’er uit de B e r g a c h t ig e ^ ^ ' .
Landen van Afie te koop geveild. De Wortels
daar van hadden zo Herken Reuk , dat de
Ingezetenen gewoon waren die, met Moskel-
jaat, Zivet en andere flerkruikende dingen aan-
gewreeven, by zig te draagen, om altoos aangenaam
te ruiken. Zeker is ’t , dat men in die
heete Landen , alwaar de Uitwaafeming des
Lighaams zeer Hinkt, zulke hulpmiddelen meer,
dan in ons Wereldsdeel, noodig heeft. Hier
van ’ t gebruik der Reukwerken by de Ouden.
f6) Balfemkruid met Ëyronde effenrandige Bla- vr.
^ . Ocymum
uBTl» minimum.
Ziet klem,
»t Gezegde betreft het Tamme Balfemkruid ,
dat in die Landen zo wel gezaaid wordt als in
Europa; het Wilde behoort tot eene volgende
Soort, zo wel als het Kleine , ’t welk deeze
Soort uitmaakt.
Dit is een zeer klein Plantje , in groeijing
veel naar de Quendel gelykende en zeer aangenaam
van Reuk, De hoogte is naauwlyks een
Hand-
(6) Ocymum Fol. ovatis integerrimis. H. Ups. i«9. Gouan
Monsp. 293. Ocym. Fol. ovatis incanis. H. CU ff. 315, R.
Lugdi. 322. Ocimum minimum. C. B. Pin. 226. MORIJ.
Uift. III. p. 407. S. i i . T. 20. f. 17.
Dd 3
m
BH É i