IV.
AFDEEL.
XV.
H oofdstuk.
Blootzaa
digi.
III.
Ocymum
gratisftmum.
Alleraangenaamst.
zo P l i n i u s verhaalt. C o l u m n a z e gt,d a t
de Warmoeziers Jaarlyks dit Kruid in ’t Napel»
fche o f den Kerkelyken Staat zaaiden; noemende
hetzelve, wegens de ruigte van het Loof ,
' Urticella, dat is , Brandeneteltje. Het hadt een
zeer fterken Reuk, als van Kruidnagelen, welke
op het aanraaken de Hand bybleef en tot
groote verfrisfching ftrekte, wanneer men die
aan de Neus bragt. De hoogte van de Steng is
een Voet o f meer ( * ) , geevende Aairen uit met
z y -T a k je s , gelyk de voorgaande Soort,.maar
niet zodanig gepluimd*
(3) Balfemkruid met een Heejierachtige Steng,
Lancetvormig Eironde Bladen en Spil•
ronde Trosfen.
Deeze Soort, in aangenaamheid van Reuk uitmuntende,
is een Heefterige OoftmdifchePlant,
mét enkelde, Houtige Stengen, van by de drie
Voeten hoog, en Lancetswys’ Eyronde Bladen,
die Zaagswys’ getand, van onderen ruuw zyn.
Éenige rónde gelteelde end - T. rosfen, uit zes-
bloemige Kransjes famengefteld , met ligt afval
' (*) In de Hiftorie der Planten, die op dén naam van J.
BAUBINUS gaat, vindt men , dat de Steng van anderhalf El-
le of hooger is. In de Upfallche Tuin heeft men het» met
een Steng van een Voet hoogte , waargenomen,
(3) Ocymum Caule Suffruticofo, Fol. Lanceolaro- ovatii,
Racemis teretibus. Mant. 414. Ocymum Zeylan. perenne
odoratisfimum latifolium. BüRM. ZtyU 174. T* *°* l-'
BijRM. Fl, Ind. p, I»F<
vallende Blikjes, maaken deAair uit. DeBloe- IV.
men zyn wit met geele Meelknopjes. Aan den Afdeel.’
Wortel heeft het rondachtige, ook gefteelde Hoofd-
Bladen. stuk.
(4) Balfemkruid met Eyronde Jlompe Bladen, Iv-
de Kransjes der Trosfen digt by elkander, Mem?
tegen ’t bloeijen vierhoekig en de Bloempjes m^ ‘tbloer
gekarteld.
Deeze op Java in Öostindie groeijende is een
2 aay- Gewas, dat de Steng een Voet hoog, de
Bladen breed en dik heeft, met Lancetvormige
Blikjes en zeer groote witte Bloemen.
(5) Balfemkruid met Eyronde gladde Bladen v.
en kanthaairige Kelken. Gemeen*^
Dit Kruid, in de Hoven van Europa gemeen»
lyk bekend , voert in ’t Franfch den naam van
Bajilic, in ’ t Engelfch BasJil, in ’c Hoogduitfch
Bajiliën ; altemaal benaamingen van den La-
tynfchen ö f Griekfchen Bafilicum, dat een Ko»
ningf4)
Ocymum Fol. ovatis obtufis &c. Mant. gs .
( s ) Ocymum Fqfl. ovatis glabris, Calycibus ciliatïs. H. Clif.
j i j . Ups. 168. R. Lugdb. u t . Gouan Mensp. 253. Ocy-
muni CaryOphyll. majus. C. B, Pin. 226. Ocymum. Cam.
Ëp:t. 308. Ocym. Caryophyll. maximum. C. B. Pin.
ai«, y . Oc. latif. maculatuur feu crispnm. lb. Bark. Ic.
loss , 1064. Oc. viride bullatis foiiis. C. B. Pin. 216.
Tournf. In ft. BaGlicum Ind. hortenfe. Rumfh, Amb. V. p.
i 6i, T. s i. f. i4 lob. It. 503.
D d 2