BI f W
RH
1
»■ * f ?ll j j l i l Ä
u n itftH I t I lUlt'MHtBSuB
jJili
1 1IVHH
i i u i i
aak effenrandige, aan de Steng Zaagtan?
dige Bladen, die gepluimd is , met half'
Klootronde Bloemtuiltjes.
IV.
A fdeel.
x v i .
H oofds
t u k .
Hatmw- In Spanje en Portugal, als cok in Provence,
tJ ^ f aa' op Heuvelen , groeit deeze, die zeer naar het
Grasbladig Peperkruid gelykt, doch de Haauw-
tjes aan den top geknot tweetandig heeft.
rix.
Iberis
tiorata.
Welriekend.
X.
Arabica,
Arabiich.
XI.
Pinnata•
Gevind.
XII.
JfudicauUs.
Naakt-
Heug.
(9) Scheefbloem , dat Kruidig is, met Lini-
aale, naar ’t end verbreede , Zaagtandige
Bladen.
(10J Scheefbloem, dat Kruidig is, met Ey-
ronde gladde , ongeaderde , effenrandige
Bladen, de Haauwtjes aan den voet en tip
tweekwabbig*
( 1 1 ) Scheefbloem , dat Kruidig is, met Li*
niaale Vindeelige Bladen.
(12) Scheefbloem, dat Kruidig is, met uit•
ge-
(9) Iteris Heibacea Foliis Linearibus fuperne düatatis fer-
ratis. H. Cliff. 330. R. Lugib. 330. Thlaspi umbellarura
Crec. Flore albo odoro minus. C. B. Pin, ros. Thlaspi pat-
rum 4. oderato Flore. CLUS. Hiß. II. p. 13z.
(10) Iberis Herbacea Fol. Ovatis glabris aveniis integerri--
mis &c. Am. Ae. IV. p. 27s. Thlaspi humile Spiel purpu«
xeä. BUXB. Cent. I. p. 2. T . z. f. 1.
(11) Iberis Herbacea Fol. Lineanbus pinnariSdis. Am. Actul.
IV. p. 27s. Gou.AN Jlionsp, 319. Thlaspi Umbell. Naßurtii
iolio Monspeliacum. C. S. Pin. iofi, Thlaspi alt. min. Umbell,
Lob. Ic. zig.
(12) Iberis Herbacea Fol. finuatls , Caule nudo fimplicl.
GORT. Belg. i s j . Gou.AN Monsp, 319. Fl, Suec, J30 , j s i .
OED,
gehoekte Bladen : de Steng naakt en een• IV.’
youdig» Afdeel.'
X7 . . Hoofd»
Van deeze vier groeit de eerfte op de Geberg- stuk.
ten van Piemont en Savoije j de tweede valt in SMcuiof*,
Arabie en Klein Afie: de derde aan de Kusten
der Middellandfche Zee en de vierde is vry algemeen
in ons Wereldsdeel. Deeze laatile wordt
Klein Herders Tafch Kruid geheten, om dat
de Zaadhuisjes naar die van ’t gewoone gelyken,
hoewel het Gewas veel kleiner en het Loof ver-
fchillende is. Men vindt het op drooge,dorre,
Zandige , ja zelfs op Muuren en Steenachtige
plaatfen, zo elders als in onze Nederlanden.
A l y s $ ü m. Tanddraad.
Sommige Meeldraadjes hebben, in dit Ge-
flagt, inwaards een Tandje, ’ t welk tot de voor-
naamfte onderfcheiding dient; zynde het Zaadhuisje
, gelyk in de voorigen , uitgerand , dat
is , van boven eenigermaate uitgefneeden.
Het bevat zeventien Soorten, welke in drie
Rangen verdeeld zyn , naar dat zy o f eenigermaate
Heefterig o f Kruidig voorkomen, o f dikke
Haauwtjes hebben; als volgt.
A . Laag-
Oed Da». 323. H. Cliff. 328. R. Lugdb. 33<r. Burfa Pafto.
m minor Fol. tncifis. C. B. Pin. ros. Burfa Paftoris minor. DOD.
Pempf. 103. Pafloria Burfa minima. Lob, Ie. 221,
Ss
II. Deel , UX. stok.