IV.
A fdeel.
xv.
H oofdstuk
Schuilzaa-
dig(.
I.
Tozzia
Alp<na.
Alpifche.
ruigachtigen geftreepten Kelk. In Mey bloeit
dit Kruid, welks Vrügtmaaking nog nader on-
derzoek vereifcht.
T o z z i a .
De Kelk is vyftandig, het Zaadhuisje een-
hokkig j Klootrond , eenzaadig in dit Geflagt,
*t welk ook tot nog toe maar ééne Soort bevat ( I) ,
gebynaamd naar de Groeiplaats op de Alpifèhe
Bergen in Switzerland, Ooftenryk, Italië en de
Pyreneen. Daar groeit dit Kruid op vogtige
ruuwe plaatfen , Hemelhoog. M i c h e l i u s
heeft ’er een Geflagt van gemaakt, onder den
naam van Tozzia, naar den geleerden Kruidkenner
Pater T o z z i , die alleen deeze Plant in
Toskanen hadt gevonden. Anderen hebbenze
tot het Oogentroost, Tandwortel, enz. betrokken
gehad.
Uit een aartig, fy n , als met Muizen-Tandjes
gefchubden Bó l , geeft het een Steng van
omtrent een Elle hoogte, Takkig, vierkant, met
Blaadjes als van Gamanderlyn , tegenover elkander,
uit wier Oxelen Goudkleurige Bloempjes
( i ) Tozzia. Syjl. Nat. XII. Gen. 74 y. p. 406. Neg. XIII.
p, 46i. Tozzia Alpina lutea, Alfines folio. Mich. Gen. zo.
T. 16. Euphralia lutea Allïnefolia, Radice Squamnta, C.
B. Pin. 234. Pr oir. . i n . Dentaria Buguloides, Radice glo-
bofa, Squamulis Myodontoideis , Alpina. MÈntz. Pug. T,
5>. f. 3 , 4. Otobanche Buglosfoides. &c. MORIS. III. S. iz.
T. 16. Anonyma f. Gtegotii, Radice Demari*. COL,E ‘phr.
II. p. 49. T. jo.
pjes voortkomen» die byna in vyven egaal ver- Itf.
deeld zyn, doch zodanig , dat twee deelen t o t ■
de Boven- drie tót de Onderlip behooren. Hier Hoofd-
op volgen kleine rondachtige Zaadhuisjes, inSTUK*
tweeën opén fplytende en een rondachtig Zaad-yw^” ’ '
je bevattende. H a l i e s zegt, dat de Zaaden
Kegelvormig gefpitst zyn en donker vad Kleur.
Hy merkt ook aan, dat M e n t z e l den W or tel
te rond heeft afgebeeld, alzo dezelve langwerpig
is. M o r x s on niettemin heeft zyne
Afbeelding van dien Autheur ontleend.
Zie hier, met hoeveel gemak wy de Vrugten
plukken van het Zweet dier onvermoeide Gees-
ten, welke geen gevaar ontzien hebben om de
Kruidkunde te ..verryken. M e n t z E l verhaak,
met welk een moeite h y , in dé Maand Mey des
Jaars uÉf4, tot öntdekkinge kwam van dit aar-
tige Gewas 5 op den top van een der hoögfte
Bergen van Duitfchland , hangende als ’t ware
over ’t Steedje Mittenwalde, in ’t midden tus-
fchen Infpruk en Munchen , daar de Rivier Ifer
oirfprong neemt, -die fterk afloopende in den
Donau valt. Hier begaf hy zig ’s middernagts,
alleen, uit den Herberg , naar dien Berg, en
hadt voorts den geheelen volgenden Dag noo-
digi om deszelfs Top te beklimmen. Midde-
lerwyl zag hy rondom zig niets , dan de Toppen
der nabuurige Alpen met Sneeuw bedekt en
fpringende Damherten of Steengeiten; het Steed'
j e , daar beneden, naaüwlyks onderfcheiden kunnende
, wegens de Wolken, met Donder en
„ G g 2 Blik*
ïl. Oïgï., IX, SïUX,