D l D Y N A M l A « '575
pen. De Bloem is Trechterachtig, in vyven ^
gedeeld , met de verdeeliogen byna rond; geel xv.
van Kleur. H oofdstuk.
( io ) Ruëllia met Lancetvormige Jiomp getan. x.
de gejieelde Bladen en kruipende Stengen. ref “^
Uitgegulp
Op Java, in ’tby zond e r , Teelt L i n n ^ ü s “ -
de Groeiplaats van deeze Soort, tot welkezyn
E d ., niettemin, de Molukfe Tuin - Bruinelle van
R u m p h i ü s t’huis brengt. Die Autheur ze gt,
dat daar van op de Molukkes valt, een Breed-
bladige en een Smalbladige ; beiden Kruiden
zynde, die de Stengen met Leedjes hebben,de
eerfte wat ronder en meer langs den Grond hurkende
dan de laatfte , die de SteDgen boven
wat vierkant heeft. De Bladen zyn gepaard o f
tegenover elkander, met de paaren in ’ t kruis
geplaatst; doch in de eerfte op vyf- o f zes
Duimen langte , twee Duimen , in de laatfte
maar één Duim breed. Ook verfchillen die Bladen
daar in , dat zy in de eerfte ongeregeld
Zaagtandig zyn , en aan de kanten wat gefron-
zeld, als o f zy ftekelig waren, in de laatfte grof
en wyd getand , niet gefronzeld, van boven
met korte Haairtjes bezet, en daar door wat
ruig op ’ t g e v o e l, van onderen paarfch, van
boyen groen, met Ribben die fchuins en bogtig
voor«
<io) Ruëllia Fol. Lanceolatis obtafe dentatis petiolaris,
Caule repente. Burm. Fl. Ind, 135. T. 40. f. a, Prunell»
Èlolucca. RumïH. Amb. VI, p. 39. T. IJ. f B.
II. Dzsx., .IX, STUSi