IV.
A fdeel.
X VI.
H o o f s -
SfUSC,
T.
f/ a t ii
| inSforia,
ijemeen^.
Lancetvormig eenhokkig eenzaadig Haauwtje*
dat afvalcj,en twee Schuitachtige Klepjes heeft.
Behalve het gewoope Kruid van dien raam bevat
hes s by den Ridder, nog drie andere Soorten,
( i ) Weede met de Wortelbladen gekarteld, d&
Stengb laden Pylvormig , de Ipaauwtfes
langwerpig.
Dit Kruid noemt men gemeenlyk Weede o f
Verf weede , om dat het tot blaauw verwen gebruikt
wordt. Ten dien. einde zaait men het in
Akkers, doch het komt ook op veele plaa^lènip
ons Wereldsdeel, niet alleen aan de Zeekuften,
maar zeifs binnenslands, voor. Dus tekent Krak
e r aan, dat het in Ooftenrykop Gebergte en
op Akkers tusfchen ’t Koorn groeit. 0 ok valt
het overvloedig aan den Ryn. T o d k n e f o r t
heeft het omftreeks Parys gevonden, en tekent
aan , dat het niet dan door de kweeking ver«
fchille van de Zaay» Weede, die wat breeder-
is van Blad. Anderen hebben bevonden, dat het
geenszins de zelfde Plant zy. In ’t Franfchnoeme
men het Paft el, in ’c Engelfch Waade of Wod-
ds , in *t Hoogduitfch Weidt , in ’t Spaanfch
Quado. Men heeft ’e r , in ’t Latyn, ook den naam
yap Qlaflum aan gegeven.
Het
( i ) J/atis Fol. Radicalibas crenatis &c. GoUAV flltnsp.
Fit Sm- S+J , Ó14. TOUbnf. P*ri 342. Kram. Aafir.,
3oo. H. Cliff. 341. R. Lugdb. 330. Ilatis fy!v. f. anguftifo-
C- 3. .Pin, 113. Ifatis fylv. DOD. Pempx. 79. LOB. ls%
&& fativa f. latifyjia. £ . g. Fin. 113.
Het heeft een opftaande Takkige Steng, van IV,
drie o f vier Voeten hoogte, met ZeegroeneBla-Ar^ * 1'*
den als gezegd is , die byna driehoekig zyn , aan H o o f d ,
de Steng geoord; komende de Bloemen K roont-8TUK*
jeswyze voort» De Haauwtjes, naar Vogelton- Sil,cul“f*'
getjes gelykende, haDgen als aan Draadjes zeer
los en worden door den Wind ligt afgerukc, die
dezelven dan, door de ligtheid, her- en der-
waards voert.
In de Zuidelykè deden van Vrankryk werdt
de Weede van ouds in menigte gezaaid en van
daar, tot groot voordeel der Ingezetenen , in
de Noordelyke en middeldeelen van Europa ter
Verwery vertierd. Het groene Kruid wordt by
Thoulouze Guede geheten, zegt L o b e l , doch
gedroogd, gero t, gemalen en in zeer groote
hoopen vergaard zynde, tot verzending, Paft el
genoemd, om dat men het tot Koekjes maakt. In
Duitfchland en in de Nederlanden, inzonderheid
by Rysfel in Vlaanderen , heeft men het ook
overvloedig geteeld. Het lange kooken en de
ongemeene bereiding die ’er noodig is , om de
blaapwe Kleyr pit dit Krvrid te krygen, heefc
fcptzelve , na de ontdekking der Indigo, in o.p-
bruik gebragt. Egter is het nog de befte grond-
flag van zw a r t, blaauw en andere Kleuren op
het Laken, daemendap dubbeld Staalgeblaauwd
noemt. Het Kruid bevat zeer veel vlug Z o u t ,
volgens W e d e l i u s , die de manier van bereiding
tot Verwftoffe omftandig befchryft. By
H kooken geeft het eerst veel Stank, vervolgens
A a a 5
O . P p L , IX , S ïU K ,