A fdekl*
XVI.
H oofd
STUK»
Haauvj
draaiende.
702 ViERMAGTICE K r ü Id EN.
het byvoegzel Groote ; terwyl dit kleine Plantjes
zyn, volgens H e r m a n n u s , uit Zaad van
de Kaap geteeld; het eerfte twee Handpalmen,
het andere wat hooger groeijende. Het eerfte
heeft de Bladen met witte Haairtjes, het andere
g lad, en in beiden zyn de bovenfte van de
onderften aanmerkelyk verfchillende , en van
beiden komen ’er met breeder, fmaller, met
gladde en ruige Bladen voor. De Bloempjes ge-
lyken naar die van Vlafch: het Zaad is eeniger-
maate fcherp van Smaak.
De Heer N. L . B u rm a n n u s heeft hier,
met den Bynaam van Gryze , een Oostiodifch
Plantje t’huis gebragt, dat Gryze Javaanfche
yiolier door Garcin was getyteld (* ) en waar
van de Gefcalte wel eenigermaate gelykt; doch
de Bloem- en Vrugtmaaking waren niet duide-
lyk genoeg onderzogt , zo ’t fchynt, voor den
Ridder, om het als een Soort van dit Geflagc
aan te neemen.
II e s p e r. i s. Damast.
De Bloemblaadjes zyn fcheef geboogen in
dit Geilagt, dat een Kliertje binnen de kortfte
Meeldraadjes; den Stempel aan den Voet gegaffeld
, aan den top famenluikende he e ft, en
een geflooten Kelk: het Zaadhuisje geftrekt. Het
bevat de zes volgende Soorten.
(O
(*) Helitphi'a Caule flexuofo, Fol, Linearibus fubfalcati*
obsufisi EüBM. Hot, Ind. p. 140.
( t) Damast met een Stekelige Takkig uit ge- j y ;
breide Steng. Afdeeli.
XVI.
Aan den Geflagtnaam beantwoordt deeze,
die niet dan by avond en by nagt zeer aan- j.
genaam ruikt, zynde over dag byna zonder
eenigen Geur. De Groeiplaats is in Ooftenryk Droevige,
en Hongarie, als ook in Switzerland aan den
Rhyn en elders. Z y heeft Stengen van een Elle
hoog, en Bladen veel naar die der Damastbloemen
gelykende, doch breeder en dikker en weinig
getand. De Bloemen zyn bleek en niet bevallig.
( 2 ) Damast met enkelde opgeregte Stengen, ir.
Eyrond Lancetvormige fyn getande Bla■ l^ atrona'
den en aan de tippen uitgerande Bloem- Gewoone.
blaadjes»
Zeer bekend is deeze Plant, die men gemeen-
lyk Bloemen van Damart o f Winter - Violieren ,
in 't Hoogduitfch ook Nacbtviolen, in ’t Franfch
Ju-
(O Hespens Caule hispido ramolb - patente. Sy/t. Nat.
XII. Gen. 817. p. +42. Veg. XIII. p. 5° i. ff. Ups. 187.
JACQ; Vind. 118. Gouan Mtnsp. 319. Hespens Caule hispido
procumbente. ff. Clif. 33s. R. Lugib. 3 38. Hesp. mon-
tana pallida odoracisfima. C. B, Pin. 202. Hesperis Panno-
nica» CAM. hort. T. is . Clus. Pann. 335. lc. 334.
(2) Hesperis Caule fimplici ere&o &c. ff. Cliff. 333. Ups.
188. R. Lugib. 338. Da l ib . Paris. 197. Hesperis Horten-
lis. C. B. Pin. 20a. Viola Matronalis. Dod. P em p t , xfii.
L ob. /«. 323. &. Sibinca. Sp. Plant. 927,