IV.
A fdeel.
xv.
H oofd
stuk.
Blootzaa■
di&e.
III.
ttoluccella
frntficens*
Heefterige
Zeer fraay en naauwkeurig vindt men dit ver-
fch il, door den beroemden T o u r n e f o r t ,
in Plaat vertoond. Bovendien heeft het Krans«
je , dat uit zes ongefteelde Bloemen beftaat,
‘een Omwindzel van vier drievoudige Doornen.
De Lippen van den Kelk zyn zelf gedpornd. ,
Men acht deeze Soort haare afkomst te hebben
van de Molukfe Eilanden en, daar yan heeft
het Geflagt den naam , zynde eerst Molukfe Me-
lisje genoemd geweest. Volgens B auhinu s i s
de eerfte welriekende , maar deeze ftinkt. Beiden
zyn het Jaarlykfe o f Zaay - Gewasfen.
(3) Molukje met Trechterachtige vyfdeelige
Kelken en uitfleèkende Bloemen.
Deeze Soort, onder den naam van Perjifche
door den Heer N. L. B u rma n n o s uit het
Kruidboek van G a r c i n u s in Plaat gebragt,
onderftelt de Ridder uit Perfie in Italië gekomen,
en aldaar genaturalizeerd te zyti. Zy i s ,
zegt zyn E d ., niet te bestig vertoond (*> De
Perfifche evenwel, merkt hy aan , heeft de
Bladen ruiger, met fpitfer Tandjes: de Kelken
met
( 5 ) Moltucella Cal. Infundibu'iformibus quinquefidis ,
Coroll. Cal. longioribus. :ALL. Wc. J fS Moluccella Perfica.
Burm. Ft. Ind. 128. T. 3 * • f. Scordium Spinofum &c.
Raj. SuppL 311.
PiStore non opthno, zegt de Heet Linnaïus ten dien
opzigte, in Mant. altera, p, 4 1*» en vervolgens, in Ed.
Peg. XIII., ex Siceo : als of de Planten naar gedroogde E-
xemplaucn niet goed in Plaat te brengen waren.
met Eyronde Slippen, Vliezig, meer gefpitst, I v -^
byna drietandig; hebbende zulks uit een gezon- 1FJJ*L’
den droog Exemplaar beflooten. De Bladen zyn Hoofd-
in deeze Soort Wigvormig aan de tippen ge'
fchaard met Doornige Tandjes, en in de Hee-y^C*!*
jlerige ongedoornd, zo de Heer B u rm a n n u s
aanmerkt. Niettemin zegt de Ridder, het is
zekerlyk een zelfde Plant.
C t i m o t o d 1 u m. Borftelkrans.
De betekenis van ’t Griekfch woord, op ’c
voetfpoor van D i o s c o r i d e s , door verfchei-
de Autheuren, als tot een Geflagtnaam gewettigd,
is zo vreemd en onbepaald ( * ) , dat ik
veeleer, dan dien te verduitfchen, verkoozen
heb, een benaaming te gebruiken, welke met
de Kenmerken van dit Geflagt ftrookt, als hebbende
de Kransjes een Omwindzel, dat uit vee-
le Borltels beftaat en daar in by anderen uitmuntende.
Het bevat flegts de volgende Soorten.
C 1 ) Borftel-Krans met rondachtige Jtekelige 1.
Hoofdjes en Borjielige Blikjes. diumXut
T)\tgare.
Gemeen.
(*) Want dezelve betekent zo veel als LeBipes , dat is
de Poot van een Rustbank, Bedftede of Ledikant, Hoe ver-
fcheiderley zyn die en op hoe veele van de Kransjes-Kruiden
zou men dit niet kunnen tcepasfen?
(1) Clinopodium Capitulis fubrotundis hispidis, Brafteis Se-
taceis. Syft. Nar. XII. Gen. 72j . p. 398. Êeg, XIII. p*4f2,
KRAM. Aajlr, 176. Ft. Suec. 479. Ger. Prov. 243. Gouah
Mensp,
II. Deel. ix, stuk.