IV. G h e I r A n t h u s. Violier.
Afdeel.
Hwfd- Vrugtbeginzel heeft wederzyds een Klier»
»t u k . achtig Tand je; de Kelk is geflooten en heeft
Haaavi- twee Blaadjes aan den voet bultig: de Zaaden
draaiende* , zyn plat.
T o t dit Geflagt, van een zo bekenden naam ,
zyn betrokken de zeventien volgende Soorten.
i. ( i ) Violier met Lancetvormige getande kaale
Jbus^Ery* Bladen, een geheel enkelde opjiaandeSteng
YAatuuuï- en vierhoekige Haauwen.
Ten opzigt van de figuur der Haauwen komt
deeze met het voorgaande Geflagt byna overeen.
In geftalte zweemt het Kruid naar de
Violieren. De Bloemen zyn Zwavelkleur en
van een zeer aangenaamen Reuk , een weinig
grooter dan die der Tuin - Violieren. De Ribben
der Bladen loopen in de Steng uit. De Groei-
pl aats is in HoDgarie en Frankryk s zegt de Ridder.
xx. ( 2 ) Violier met Liniaale onverdeelde, byna
A^tfche." Wollige, Bladen en eene Takkige Steng♦
1 ’ Dee-
(O Cbeiranthus Fol. Lanceolatis dentatis nudis &c. Syft.
Nat» XII. Gen. 8iy. p. 441. Veg. XIII. p. 499* Gouan
Mensp. 328. ALJLiON. Pedem. T. 8- f. 2. H. Ups. 19a.
Leucoium luteuna fylv. anguftifol. C. B. Pist. 202. Leuc*
lylveftre. Clus. Hifl. I. p* 299. J> B- Hifi. II. p. S7S-
(2) Cbeiranthus Fol. Linearibits integris tomentofis Sec.
Eryfimum Fol. Lin. incanis integris. GEB. Prev. }63. Leuc.
anguftif. Alp* Fl, Sulphmeo AU.. Pedem, 44. T. 9 • K 3«
^«ue-
Deeze, op Gebergten in Italië en Provence IV» ,
groei jende 9 verfchilt van de voorgaande door xvi.
fmaller, gryzer Bladen, grooter Bloemen en Hoofd.
dunner Haauwen te hebben.
( 3 ) Violier met Lancetvormige fpitfe gladde c ™’an.
Bladen, hoekige Takken en eene Heejleri• tb*t cheige
Steng. Muurbloem.
Dit wordt gemeenlyk Muurbloem genoemd,
om dat men ’t dikwils op oude Muuren ziet
groeijen en bloeijen. Anders noemt men ’ t ook
wel f om de zelfde reden, Steen - Violieren o f
Geele Violieren wegens de Kleur. De Franfchen
noemen ’t Gyroflée jaune, de Engelichen Wall*
Blower, dat is Muurbloem. Het overtreft de
anderen in aangenaamheid van Reuk, welke een
der bemindften is onder de Bloemen, inzonderheid
in die, welke men Goudlakenfe noemt, uitmuntende,
en wel allermeest in de dubbelde o f
gevulde Bloemen, welke als Roosjes zyn. In
*c wilde komen de gemeene Steen - Violieren ook
fomtyds met dubbelde Bloemen voor. Het
Aftrekzel of uitgeperfle Sap wordt geacht de
Ston-
Xeucoium anguftif. Alp. Flore Sulphmeo. T o u s H i . Inft.
221.
(3) Cbeiranthus Fol. Lanceolatis acutis glabris Stc. Mat.
f.led. 53x. Gort. Belg. 191. gouan Monsp. 3 2 9 . Kram.
Auflr. 196. DALIB. Paris. 197. R. Lugdb. 3 37- H. Cliff"^
334. Leucoium luteum vulgare. C. B. Pin. 202. Leuc. luteam
DOD. Pempt. 160. — magno Flore. y , ------ fenato
folio. 3 , pleno Flore majus et minus, C. B. Pits. 20*.
Xx 2