IV. In ’t Franfch is deeze Soort by den na ara van h
xnifL Glaciale, by ons onder dien van Tskruid bekend j
H oofd- om dat de Bladen zig als met bevroozen Water-
s tu k . druppels befprengd vertoonen. De Steng, van
een Vinger lang, is bezet met gepaarde Bladen
en geeft veele langs den Grond verfpreide T akken
uit, met overhoekfe Bladen. Die Ysachtige
pukkeltjes zyn blaasjes met Water gevuld en
verdwynen derhalve in de gedroogde Plant t’ee-
nemaal. De afkomst fcbynt ook uit Afrika te
zyn,
(3) Middagbloem met half Spilronde Tepelige-
onderfcheiden Bladen; de Bloemen onge-
Jleeld in de Oxelen; de Kelken vyfdeelig. j v
(4} Middagbloem met half Spilronde Tepelige
onderfcheiden Bladen ; de Bloemen ongedeeld
in de Oxelen ; de Kelken vierdeelig.
Zo weinig verfchillen daar in deeze twee Soorten
, waar van nogthans de eene een Zaay - Gewas
, de laatfte Heeüeraehtig is, De eerffe zóu
* haare
■' (3) Mtfemhryantbeum Fol. femiteret/bus Papalofis éifltnc-
tis , Flor.. fesfilibus Axillaribus &c. Kali /Egyptiacimi Fol,
valde longis hirfutis. C. B. Pin. 286. Kalli teitium. Alp.
■ JEgyft. 129. T. 128.
(4) Mefcmhr. Fol. femiteretibus &c. Mef. Ramis undique
FapiJlofis, Folio crasfioribus. H. Cliff. 2ts, N. 22. R. LugdL
286, N, 22, Mef. Gap- Geniculiflorum. Dill Eltb. 2.71. T.
?o$. f. 261. Ficeldes Neapolinna Flore candido. Bradl,
Suqc. j , T, 17. f. nf, Fabk. fitlm ft . 24 js.
III,
jMefembry-
a nthemum
Copticum»
Bgyptifch*
ÎV.
Crehiculi*
florum.
Knie*
bloemig.
haare Groeiplaat« in Egypte hebben. De an- IV.'
dere, die menverkeerdelyk voor Neapolitaanfch
heeft aangezien, is van de Kaap afkomftig, zoHoofd-
wel als alle de volgende Soorten. STÜK*
(5 ) Middagbloem met half Rolronde, ^ Pui‘ MeJe'^n .
{lise , onderscheidene Bladen, gefteeldea«tbtmw9
- t l - tr 11 tioftiflo- Bloemen en vierdeelige Kelken» rfim,
Nagtbloc-,
Deeze voert dien bynaam, om dat z y , tegen^-g.
de eigenfchap der meefte anderen , de geheele
Nagt b loe it, zynde de Bloemen over dag fa-
mengetrokken. Dus verfpreide zy , in de dui-
fternis , een zeer aangenaamen Geur. De
Bloemen zyn van binnen w it , doch in eenigen
van buiten rood, in anderen Saffraankleurig.
(6) Middagbloem met Spilrondachtige , Pu^-Sp^ ns.
jlige , omgekromde, onderfcheidene , ge oianz'g.
tropte Bladen en Vingerachtige Kelken
aan ’t end;
De Steng heeft witte Stippen op de niet al-
ierukerfte Takken ; de Bladen zyn driekantig
rond ,
(5) Mefemhryantbemum Fol. femicylirfdr. impunaatis distillais
&c. Mes. Fol. Subulatis , femi -cylindr. H. Cliff.
220. N. 28. R. Lugib. 286. N. 28. Mef. ïfoaiflomtn Scc.
DIIX. Elth. T. 206. f 262, 253.
(6) Mefembr. Fol. fubteteretibus impunaatis &c. Mes.
Fol. confertis fplendentibus Scc. Dil l . Eltb. 270. T. 204.
,f. 260. Ficoides Capenfis Frutescens, Ebadl. Stuc. I. p. 7.
T. 6.
A 4
II. Deel, IX. Stuk.
h