IV. M e l i s s a . Melisfe.
Afdeel.
Hoofd Een dorre Kelk, platachtig van boven,met
stuk. de Bovenlip eenigermaate getopt: de Bovenlip
Biootzaa. der Bloem Gewelfachtig , tweedeelig; de On-
di&e' derlip met de middelfte Kwab Hartvormig. Dus
komen de Kenmerken voor van dit Geflagt,
’ t welk het zeer bekende Kruid deezes naatus
en de Kalaminth, met derzelver Verfcheiden-
heden bevat, uitmaakende de zes volgendeEu-
ropifche Soorten.
I. ( i ) Melisfe met gekranste Trosjes in de Oxe~
o ffitnM h ..., len, op enkelde Voetjes.
Winkel-
Melisfe. • £)}(. zeer tekende Winkel - Kruid groeit na-
tuurïyk in ’t wilde op de Gebergten der Zui-
delyke deèlen van Europa. Men kweekt het in
Duitfchland, Engeland, in Vrankryk enbyons,
als bekend is , in de Tuinen overvloedig. Het
wordt , wegens den aangenaamen Reuk, Cora-
filje de Grein en Citroenkruid , in ’t Franfch C'i-
tronelle o f Poncytrade, in 5t Italiaanfch Cedronel
( f ) Men kin die by TouBNEFORT, op zyne Plaar 9 1 ,
opgeheldeid vinden.
( i ) Malis fa Racemis Axillaribus Vettidllatis &c, Syß.Nat,
XII. Gen. 728. p. 400. Veg. XIII. p. 4 5 3 - Mat. Mei, 294.
GQUAN Monsp. 290. -Geb. Prov. z6 i. GORT. B‘ lg- 1 72-
KRAM. Außr. 27g. H. Ctijf. 307, R, I,u?db. 320. Melisfl
Hottenfis. C. B. Pin. 229. Mei. vuig, odore Citri. J. B.
Hifi. UI. p, 232. Melisfa. DOD. Pempt. 91. Apiaftrum, Ci-
trago. Lob. U. 514.
mlla en in ’t Engelfch Baulm o f Baüme, dat is IV.
Balfem geheten , dat met het Latynfch woord Afdeel#
Citrago ftrookt. In de Apotheeken, nogthans , Hoofd-
is het overal bekend , onder deü naam van Me-6TUKt
lisje, die daar van, zo men zegt, zyne afkomst
heeft, dat de Byën in den Reuk veel behaagen
vinden; weshalven men het ook Apiajlrum
tytelt.
ï) it Kruid is genoegzaam bekend , als Stengen
hebbende van een Elle o f hooger en Bladen
die ovaalachtig zyn , wat ruig, Zaagtandig ,
donker groen , gepaard; geevende , uit de O-
xelen , de Bloemen , als gezegd is. Een Ver-
fcheidenheid daar van komt voor, die wat kleiner
en eene die wat ruiger is , met grooter Bladen.
In ’ t algemeen wordt het onder de Hartfterken-
de Kruiden geteld , doch het is een van de
zwakften, meer beminnelyk wegens den Geur in
Toefpyzen: weshalve, mooglyk, het Landvolk
hier hetzelve Aalkruid noemt, zo de Heer d e
G orter meldt. Een langduurig gebruik van
deszelfs Aftrekzel, Water, Geest o f O lie , heeft
in Zenuwkwaalen fomtyds wonderen uitgevoerd.
Sommigen zyn ’er door herfteld van Hartkloppingen
, Beevingen , Lammigheden en Beroerten.
Ons Vrouwvolk weet zig de Stonden te
verwekken , zegt S. P a ü l Li , door verfche
Melisfe te draagen in haar Muilen o f Koufen
of door het Afkookzel te drinken van dit Kruid;
C c CO