IV.
A fdeel
xv.
H oofds
t u k .
Schuilzaa
éi&e.
van dit Geflagt, noch in Ooft-, noch in West-
indie, noch ook aan de Kaap der Goede Hope
o f ergens anders in Afrika o f Arabie, of in ee-
nige andere heete Landen des Aardbodems, heeft
’ aangetroffen; zo dat hetzelve een Vyandfchynt
te zyn, zelfs van gemaatigd warme Lugtftree-
ken,' houdende zig op in de Valeijen der koud-
fte Bergtoppen, aan de kanten van Ysklompen,
ja in de Sneeuw. De figuur der Bloemen, zou
men" eenigszins mogen denken, o f dienen kon*
om de tedere deden der Vrugtmaaking, in die
Groeiplaatfen, voor de geweldige aandoeningen
der Koude te befchutten. Want zy hebben een
Helm, die , in ’t algemeen gefproken', de Meeldraadjes
en den Stamper dekt: ja zyn in fom«
migén bytia o f geheel geflooten, leverende niettemin
ryp Zaad uit: maar het eind - Oogmerk
der Scheppinge is niet te doorgronden.
G E R A R D I A »
De Kelk is vyfdeelig; de Bloem heeft twee
Lippen , waar van de onderfte driedeelig met
uitgerande Kwabben , de middelfte Kwab in
tweeën gedeeld f het Zaadhuisje tweehokkig en
gaapende iqdit Geflagt, dat, zo de Hoogleeraar
J . B d r m a n n ü s meldt, door. Pater P l u m ie r
benoemd is naar eenên G e r a r d ü s , door
wien, nu bykans tweehonderd Jaar geleeden, in
’ t Engelfch een Hiftorie der Planten uitgegeven
werdt« Dceze naam kan thans, met meer
regt,
re g t, tot vereering ftrekken van den vermaarden IV.
Doktor G e k a r d , die kortüngs de PlanteuA^ KL*
van Provence regelmaatig heeft befchreeven. Hoofd-
Het bevat de zes volgende uitheemfche Soor-STÜK*
ten. ! : *. . *
C1 ) Gerardia met byna Eironde , Wollige , ' Ge}'ürd.
uïtgegulpte Bladen, van langte als 4e&*rAfa.
Bloemjleelen. iige.n° bbe'
(2) Gerardia met Liniaale Vindeelige Bladen n.
en eene byna Takkige Steng. fitta!"**'
Ridder-
Van deeze beide Soorten groeit de eerfte in^°°rbl3'
de heetftedeelen van Zuid-Amerika, de andere
in Oostindie. Van de eerfte, dat een zeer laag
Plantje is * zonder Steng , met Bladen als van
Senegroen en Wortels als der Affodillen, zyn
de Vrugtmaakende deelen nog niet zeer duide-
lyk bekend. De laatfte heeft een opftaand Sten-
getje van een Voet hoogte,met eenige Takjes,
gepaarde Liniaale gevinde gladde Bladen , en
Bloemen in de Oxelen aan den Top van de
Steng , over ééue zyde, zeer kort gefteeld. De
Kelk is Pypachtig, met v y f fmalle Tandjes van
de
m Gerardia Pol. fubovatis tomentofis repandis longitudi«
ne Caulis. Syft, Nat. XII. Gen. 74.7.. p. 40a. yeg. XIII.
p. 462. Gerardia hutnilis Bugulx foliis , Asphodeli radice.
Plum. Gen. 31. Ic. 75. f. 2.
(z) Gerardia Fol.1 Linearibüs pinnatïfidis, Caule fubra-
molb. Am. Acadi IV. p. 318..