IV. De Wortelbladen van deeze » die naar de
^ * xnU Groeiplaats gebynaamd is ( * ) , gelyken zeer
H oofd- naar die van ’t Herders Tafch Kruid, even als
stuk. jn voorgaande Soorten. In *t tweede Jaar
d/aagènde. fchiet zy eerst een Steng, doch bloeit ook in
het eerfte. Een Dag of twee voor het bloeijen
zyn de Bloemen omgekromd. Dezelven hebben
vier Honigbakjes, waar van de twee langften
den voet der Kelkblaadjes zodanig uitdryven,
dat zy gaapen. De Bloemen zyn geel.
XVII. O ? ) Waterkers met rmwe Haauwen, Vin-
^aïpènïm? deelige Bladen; de Vinblaadjes Lancetvor«
Ruuwe. mig Liniaal, eenigermaate getand; de Bloemen
langer dan de Kelken.
By Montpellier groeit deeze Soort naauwlyks
een Handbreed hoog, zegt G o d a n : J. B ad-
hinus hadtze ’ er ook zo klein gevonden, doch
myn Schoonzoon Cherlerus , zegt h y , heeft
dezelve in vogtige Greppels, tusfchen die Stad
en de Baden van Belleluque , een Elle hoog
waargenomen.
xvm. 0 8 ) Waterkers met de Bloemblaadjes kleiner
ïifkfuid" da« de Kelk , en de Bladen veeldeelig gevind.
Op
(*) Habitat in Parra. D. Vandeix- Mant. ats.
(17) Sifymbrium Siliq. fcabris, Fo!. pinnatifidis &c. GouAN
Monip. 326. Sinapi parvurn Siliquä asperä. C. E. Pm. Sina-
pi Monspesfiilanum Siliquä asperä hirfiuä. §. B. Hifi. II. p.
Si7. Sis. pol. pinnatifidis &c. Ger. Prov. 3&0.
(1%) Sifymbrium Petalis Galyce minoribus Sic, Mat. Md.
Op Steenachtige plaatfen, aan Wegen, D y
ken en op Kerkhoven, groeit dit Kruid, zo in XVK
onze Nederlanden , als in andere deelen van Hoofd-
Europa. Het is kenbaar aan de fynheid van
Loof: weshalve fommigen hetzelve tot de Alfern
hebben t’huis gebragt en Seriphium geheten.
De gewoone naam is Sophia o f Sophia Chi-
rurgorum, dat i s , de Wysheid o f ’ t Verftand
der Heelmeefteren. Buiten twyfel legt de reden
daar van in de voortreffelybe hoedanigheden,
welke aan dit Kruid, door uitwendige oplegging
, tot zuivering en heeling van Wonden
zyn toegefchreeven, By verkorting noemt men
*t, in plaats van S o p h i e Fiekruid. Het Zaad is
zeer klein, roodachtig geel, fcherp en heet van
Smaak , eenigszins famentrekkeDde, wordende
tot een vierde Loots tegen den Buikloop, als
ook tegen Koortfen, niet zonder vrugt , ingegeven.
Tegen den Blaasfteen en tegen de Wormen
is het ook door beroemde Autheuren aan-
gepreezen. Waarfchynlyk doet het den meeften
dienst, in die Ongemakken, welke uit vergaa-
rïng van Slymïge koude Stoffen ontftaan. De
Duitfchers noemen ’ t deswegen Welfaamen en
S o p h i e n -Kraut, de Engelfchen Flixweed. Het
L oo f,
33i. Gort. 129- Hall. Helv. 337. Kram. Außr. (94-
Fi. Sacc. SS}. GOUAN Monsp. %26. GER. Prav. Nafturtiuu»
fylv. tenuisfime divifum. C . B. Pin. 10j . Sophia Chirurgo-
tum. Lob. Ic. 73*- Sophia. Dod. Pempt. 133. Seriphima
Abfinthiutn. FUCHS. Hifi. 2.
V V 4