6$4 VlÈRMAGT 1GE K rüIDEN,
IV.
"Afdeel
x v i .
H oofd»
STUK.
Haauv>
tjesdraa-
gende.
I.
Biscutella
Auricula-
ta.
Geoord.
De Heer N. L. B ü uma n n u s beeldt, uit
het Kruidboek van G a r z i n u s , een Kruidje
a f, dat zyn Ed. Peltaria Garzini tytelt. Het
hadt in Perfie zyne Groeiplaats. De Stengen
waren witachtig en glad , zo wel als de Lan*
cetvormig ovaale Bladen , en de Zaadhuisjes
meer Paletvormig dan Schyfrond (*).
B i s c u x e l l a . Brilkuid.
Twee plat fameDgedrukte Haauwtjes,diezig
met elkander als een Bril vertoonen , onder-
fcheiden dit Geflagt, ’t welk bovendien de Kelkblaadjes
van onderen bultig heeft. Hèt bevat de
zes volgende Soorten.
( i ) Brilkruid met de Kelken door het Honig•
bakje wederzijds bultig, de Haauwtjes in
den Styl famenloopende.
Wegens de gedagte figuur der Zaadhuisjes
wordt
Geflagtnaam gemaakt is , vind ik by ClusiuS : doch zo Pel-
ta eea Halfmaanswys’ Schild betekend heeft, dan is dienaam
niet eigen ; alzo CLUSIUS zelf zegt, circinat<e fire rotundita-
tis. Het Ichynt derhalve voor een Rondas of rond Schild te
zyn genomen, gelyk ook uit Felia peltata blykt.
(*) Peltaria Garzini. Burm. Fl. Ind. p. 139. T. 46. f. 1.
( 1) Biscutella Calycibus Neftario ntrinque gibbis &c. Syfi.
Nat. XII. Gen. 808. p. 437. Veg. XIII. p.' 494. Hert Clif.
319. Ups. 385. R. Lttgdb. 3J6. GoUAN Monsp. 311. Thlas-
pidium biscut. vill. Fl. Calcari donato. G . B. Pin. 107. Pndr.
49. Leucoijum mont. Flore pedato. COL. Ecpbr. IL p. 59.
T. 6i. Jondiaba Alysfoides lutea anguftifolia. Bark. h . 230 ,
\
T E T R A D v N A M I A; 653
wordt deeze van de Franfchen Lunettiére, dat is ,
Brilkruid, genoemd, zo wel als de anderen. Z y xvi.
komt in de Zuidelyke deelen van Europa op Ge- Hoon>-
bergten voor, hebbende de Steng wel een Elle
hoog, ruig en ruuw, zo wel als de Bladen, die
vry diep uitgehoekt zyn. De Bloemen vertoo-
nen, door haare uitgezette Kelken, de Honig-
bakjes zeer duidelyk en zyn bovendien met by-
hangzeltjes als Oortjes in deeze Soort voorzien t
weshalve Bauhinus ’er Spooren aan toefchryft,
gelyk het Vlafchkruid heeft. Van de Zaadhuisjes
misdraagt dikwils de eene helft.
( z ) Brilkruid met ruuwe Haauwtjes en Lan- Bi]l'utdla
cetvormige ongejleelde Zaagtandige Bladen. Apuia.
0 0 Apulilch.
(2 ) Brilkruid met ruuwe Haauwtjes en Lier- T^lr]jta .
achtige Bladen. Licrbiadig.
(4) Brilkruid met gladde Haauwtjes en getande _
ruige Bladen. &*•
0 H e r ts •
(5 ) Brilkruid met gladde Haauwtjes en Lan-
cetvormige Zaagtandige Bladen. (6j y.
L&vigata*
(z) Biscutella Siliculis fcabris , FOl. Lanceolatis fesfilibus Giacl»
ferratis. Manc. 254. Biscutella didytna. Sp. Plant. 9it.Thlas-
pidium Apulum Ipicatum. TOORNF. Inft. 214. jandraba A»
ïysfoides Aaula fpicata. Col. Ecpbr- 1. p. 253. T. 284. f. 1.
(3) Biscutella Sil. fcabr. Fol. Lyratis. Thlaspi biscutatum
Raphani f. Iri.onis folio. Bocc. Sic. 45. T. 13*
(4) Biscutella Sil. glabris Fol. dentatis hirtis. Mant. 235«
(s) Biscutella Sil. glabris, Fol. Lanceolatis fertatis. Mant
255. Leucoium Alysfoides atnbèll. montanutn. Col. Ecpbr*
1. p. 283. T. 284.