IV. Radyzen, van welken de gewoonften langwer-
'Afdeel pjg Zyn en met het gedeelte van den Wortel,
Hoofd- dat uit den Grond opftygt, paarfch, als bekend
stuk. js . jjg anderen byna volkomen Kloot- o f Knol-
i r ^ X r o n d ; weshalve zy Knolradyzen genoemd w o r den.
De Franfche naam is Raifort of Radii de
Engelfcbe Radish; de Duitfche Rettich, allen
van den Latynfchen Raphanus afkomftig. Een
derde, die van buiten zwart is , voert den naam
van Ramenas of Rammelas , zynde veel groo-
ter en fcherper dan de anderen , en van eene
Peerachtige figuur. Van eene vierde, in China
groei jende , die Olie uitgeeft, wdrdt door den
Ridder gewag gemaakt.
De eigentlyke plaats der afkomst , daar zy
wild groeijen, fchynt niet bekend te zyn. Het
L oo f heeft veel overeenkomst met dat der Raa-
pen. De Haauwen zyn omtrent een Pink dik en
groot, bevattende vry groote ronde, roode Zaa-
den, in eene fpongieuze zelfftandigheid als ge-
nefteld. Dit Zaad heeft een openende en Pis-
dryvende kragt, maar doet , alleen gebruikt
zynde, dikwils braaken , zo B o e r h a a v e
aanmerkt. De Wortel is , naar den trap van
fcherpte, meer of minder gezond, bevorderende
dikwils de Verteering en de Maag verfterkende.
D e Radyzen kunnen tegen ’t Blaauwfchuit dienen,
en in Slymige Borstkwaalen, inzonderheid der-
zelver uitgeperfte Sap, dat zelfs tegen den Steen
gepreezen wordt. Inde Kinkhoest der Kinderen
is het fomtyds van dienst geweest.
De
t)e gewooné Radyzen worden by Pefa en iV.
daar omftreeks, aan de Zwarte Z e e , veel gé-
zaaid , z o B u x b a u m aantekedt, waar van dan Hoofd-
de kleinften, overgelaten, in ’t volgende Vóór-STUK*
jaar Steng fchieten eh bloeijen. Dit heeft den Silliua/^
Vermaarden ï o u r n e f o r i :, zegt h y , bedroo-
g en , die dit Gewas aanzag voor een Soort van
Mofterd , maakende daar varf driedérley Vroege
Konjlantinopelfche Akker - Moftert, met zwart
iZaad, naar de Kleur der Bloemen , welke Wit,
paarfch geftreept o f paarfchachtig waren ( * ) ,
(a) Radys met leggende Haauwen, langer dati lf,
de geheele Plank Raphanai
öeftaaitej
In Final is deeze door B r a A ö Waafgehorrien
in ’t jaar 1764 , en federt in de Upfalfche Tuin
geteeld* Z y gelykt naar de voorgaande, maar
heeft dé Bladen fpitfer , de Steng korter,
paarfchachtig; de Haauwen twee o f drie Voeten
lang, éénhokkig , en als een Slang öp den
Grond nederleggende. Dit is zekerlyk een zon*
derlinge Soort*
(3) Radys met $pilronde > gewricht e 3eff ene een* fj*.
hokkige Haauwen* R&pbakl*
runt.
Wildë*
( * ) BtiXB. Cent, h p . 16, V id . t ö Ü R I Ï F . Cör. SJna-
p i A i v c n l e p r s c o x C o a f t a i i t in o p o l i t a n u m , S em in e n ig t o
Ac.
(z) Raphanus Silicj. d e c u m ’'c n c ib u s t o t3 P l a n t j lo h g ia r ib u s .
Mant, 95. LlNN. Dec. 3. T. to.
( 3 ) Raphanus Siliquis teretibus a r t i c u la t i i S c c . G O R T . Belg,
A a a