IV. s i u s duidelyk aantoont. Uit een tropje derzel-
ven, op den Grond verfpreid, komen Steeltjes
H oofd* voort van omtrent een half Voet hoogte, met
s t u k . Goudgeele welriekende Bloemen, dikwils dub-
vi Ueld of volbladig en fomtyds ook met Kindertjes
, gelyk men zegt. Het een en andere heeft
dikwils in de Ranonkelen plaats. Dit Kruid groeit
in Portugal en op Kandia, zegt L i n n je o s .
Raluncului Ranonkel met Hartvormige gehoektegejleel-
Ficaria. de Bladen, de Steng eenbloemig.
Speenktlu*'
Dit Kruid, dat door geheel Europa, op vog-
tige Gronden en dikwils in de Bosfchen, onder
■’ t Geboomte groeit, is van ouds bekend by den
naam van Chelidonium o f Chelidmia minor , in
onderfcheiding van de Stinkende Gouwe o f het
* Bladz. Schelkruid, hier voor befchreeven * , dat Cheli-
donium majus wordt geheten. Sommigen hebben
het Ficaria genoemd, om dat de Wortels
tegen de Aambeijen- beroemd zyn, o f daar van
de figuur hebben. Hierom noemen het ook de
Engelfchen File - Wort , de Franfchen Petite
Eclaire en de Duitfchers Feigwartzen - Kraut of
Klein Schelwurtz en wy Speenkruid o f kleine
Gouwe.
De
(9) Ranunculus Fol. Cordatis angulatis &c. Mat. Mei. 274*
Gort. Belg. 155. KRAM. Auflr. 1 S9- fifc S»ee. 460, 49(1-
GoüAN Monsp. 265. H. Cliff. 228. R. Lugdb. 490. Ficaria.
Di jl. Nov. Ge». 108. Ficaria vulgaris. HALL. Helv. 32t. Che-
lidonia rotundifolia major & minor. C. B. Pi«, 167. Chelidonium
minus. Dod. Pempt. f49. LoB.j /«• 993. Scrophularis
minor , f. Chelidon. minus vulgo di&um. J. B.' Hifi. III. p. 46*.
De Vezelachtïge Wortelen met kleine Bol- IV.
ïetjes, die, los raakende, weder een nieuw Plant- Ar^ ;^EL'
je uitleveren ; maaken hetzelve tot een zeer Hoof’d-
lattig Onkruid in de Tuinen. Het heeft getakte STüK*
kruipende Stengen, met lang gefteelde, fomtyds«;f.oiysy'
Hartvormige , fomtyds hoekige en Klyfachtige
Blaadjes , welke niet zelden gevlakt zyn. Behalve
't gewoone is ’er eene Verfcheidenheid
van , met grooter Bladen en Bloemen, welke
dikwils Takkige Stengetjes en den Kelk meest
vyfbladig h e e ft, terwyl in ’t andere de Kelk
doorgaans drie- o f vierbladig i s , zo B o e r »
b a a v e aantekent.
Die zelfde Hoogleeraar hadt het Afkookzel
van de Bolletjes der Wortelen dienftig bevonden
tegen de Aambeijen, tot welker verzagting
een Smeering , daar van gemaakt , o f het gekneusde
Kruid in StooviDg opgelegd, zeer is
aangepreezen geweest: doch men zal daar in ,
o f in ’t gedefinieerde Water, vrugteloos eeni-
ge byzondere Geneeskragt zoeken.
( 1 0 ) Ranonkel met Niervormige byna drie- x-
kwabbige gekartelde Bladen, een ongepeld* r S “4
&<?»g-Waldenfer‘
f 10) Ranunculus Fol. Reniformïbus fiibtrilobis crenatis
Scc. JACQ; Vind. 249. KRAM. Auflr . 159. GOUAN Monsp.
2<Sj. Aconitum Pardalianches feu Thora major & minor. C.
B. Pin. 184. Thora major & minor. Cam. Epit. 829, 826.
Hall. Helv. 327. Thora Valdenfis. Doo. Pempt. 443. pht-
hora Valdenfium. L ob. Ic. 604. Thora Folio Cydaminis. J .
B. Hifi. Hl. p. 650.
P 3