IV.
A fd e e l
XV.
Hoofdstuk.
X V . H O O F D S T U K.
BefchryvingderT.w e e m a g t i g e K r u i d e n
(Didynamia,) dus genaamd , om datzy van .de
vier Meeldraadjes tw,ee langer hebben dan de
twee anderen : Waar toe de zogenaamde Kxans-
jes-Kruiden, gelyk de Melisfe* t'hym, Oré-
go % en rnele anderen.; ,als ook de GryDshloemi-
gen, gelyk het Leeuwenbek-, Vingerhoed-
Kruid» enz^ enz. pehooren.
T " \ e algeraeene Kenmerken van deeze Klasfe
zyn , gelyk ik te voor en een en -andermaal
gemeld heb , zeer eenvoudig. Hier komen de
meefte Planten in, welken dc vermaarde T our-
m e f o r t voorgefteld hadt, onder den naam van
Kruiden en Keeftertjes met gelipte en onregeU
maatige eenbladige Bloemen; doch waarby, door
den Heer L iNNj®us,nog verfcheidenegevoegd
zyn , die in ’t getal eD de hoedanigheid der M eeldraadjes
, waarvandeezeKlasfe den naamvoert,
overeenkomen. Dus zyn hier de zodanigen in
begreepen , die , volgens de .NatuurlykeOrde,
den naam van Verticillatce, dat is Gekranfte of
Kranskruiden, en van Perfónatce o f Grynsbloe-
migen draagen (*). Z y zyn alle in de twee Rangen
. (*) zie het ir. deels, I. Stuk van deeze Natuurtje
, bladz.
gen van Bloot- en Schuilzaadigcn verdeeld, en
de meelten zyn Kruident gelyk wy nu zullen xv.
. Hoofdzieo,
- , cTUK
De B l o o t z a a' dt g e n , dus genaamd om
dat de Zaaden bloot aanrypen in de byna onver
anderdè Kelk, zyn de gezegde Kransjes-Jtr ui-
den, de Bloemen veelal Kranswyze geaaird of
in Kransjes om de Steng en Takjes draagende.
Derzelyer algemeene Eigenfchap i s , dat zy een
Vrugtbeginzel hebben , ’t welk als een Propje
fluit in het onder - end van de gelipte Bloem en
waarop een enkelde dunne Styl flaat, die zig
doorgaans, aan ’t end, Gaffelswyze imwee Stempels
verdeelt, dikwils buiten de Bloem uitflee-
kend? en een weinig langer dan de Meeldraadjes
, waar van twee langer, twee korter z y n ,
gelyk tot de Kenmerken van deeze Klasfe behoort.
De Meeldraadjes komen onder uit het
Pypje van de Bloem voort, en ’t getal der,Zaaden
is byna altoos vier. Het eerlte Geflagt heet
A j u e a , Senegroen.
Onder deezen Latynfchen naam,die vanfom-
migen aan de Chamaepitys is gegeven, komt hier
het Kruid voor, dat men gemeenlyk Senegroen
noemt, en deszeis mede-Soorten.
De Kenmerken beftaan in een gelipte Bloem,
welke de bovenfte Lip zo klein heeft, dat de
Meeldraadjes daar boven uitfleeken.
Hier