6 2 T w IN * I 6 MANNIGE KRÜIfcÈf f .
AfdT eu C1?) Ganferik met de Wortelbladen vyfvoudig
xii r. Jiomp met fpitfe Tandjes; drievoudig aan
Hoofd* cje Stens die nekt.
s to k . ö
Potextiua Ganferikmet de Wortelbladen vyfvoudig,
VooTiz s Zaagtandig, J’pits; drievoudig aan de nek
°xvui? gende Steng.
Aurea.
Goudbloé. Van deeze drie komt de eerfte, die fomtyds
ook negen bladig is, op de Gebergten van Oo&-
tcnryk , Switzerland en in 'i Veroneefche, alp
ook, volgens den HeerTHUNBERG, in Japan
voor* De tweede vindt men op drooge Velden
<in ;de kouder deelen van Europa, zelfs in Lap*
land. Z y groeit mdeLanden by den Esfenburg,
'buiten ‘Hardorwyk, zegt de fileer d e G o r t e r .
Ö e laatfce , die de Bloemen zeer ‘hoog geel of
Goudkleurig heeft, komt niet alleen in Svvitzer*
land, op de Alpen, maar Ook op de Bergvelden
in Provence, voor. ©och in deeze allen heerfcht,
Wanneet menze niet de Afbeeldingen vergeiykt,
een groote vei Warring, zo de Heer H a l l er
aan*
’f i t ) Potentilla Fol. Radicallbus quinatis acute ferratis re*
tufïs. &c. El. &usc. 419. Gort. Belg. i 45, Potentilla Fol.
quinatis incifis &c. FL Lapp. 21 z. H. Cliff. 194. R. Lugdb.
%l6. Quinquefolium minus iepens luteum. C. B, Pin. 325.
Pentaphyllum -f. Quinquefolium minus. TAeern, Ie. u , .
Oed. ban. T. 114.
( is ) Potentilla ïo l. B. adicalibus quinatis fërratis acitmi*
natls &C. Am, Acad.V*. p. 316. HAiX. Helv. 339. T)k
6. f. 4. Qtiinquefol. minus iepens Aipiii«m Auremn. C, B.
Pm. 3 2J. jADCi- Vind. 91 , 245. Potent, Fol. margine Sefi-
eeis &c. Gek. Prov. 403. SéOP. Ann. II. p. J3,
I c o S A N D R I A♦ ^3
aanmefkt. Waarfchyrilyk fpeelt dit Kruid in de IV.
•figuur en -t getal der Bladen, en in de Kleur A v“ L'
der Bloemen , naar de Groeiplaats. Zo heeft Hoofd.
ook de Heer J a c q u i n deeze laatfte aan hetST^E*
Voorj.aars-Ganferik .ondergefchikt, en Doktor nif yër
S g o po L i mörktze als eene Verfcheidenheid
daar van aan. Door kweekling in de Tuinen
wordt de Bloem groot«- en aanzienlyker. D e
iStengetjes van deeze Kruiden zyn omtrent
een 'half Voet -lang , leggende gedeeltelyk op
den Gillid.
(19) Ganferik met vyfvoudige Haairige Bla- P ™ nlA
den en een opfiygende ruige Steng. Canadenfis,
Kana«
De Heer K alm heeft deeze in Kanada waar-daa cb*
'genomen, die -de gedaante hadt van het Aard-
befie-Kruid, met het Stengetje een Vinger
lang. De Bladfteelen, en de Bladen van onderen
, zyn witachdg ruig als Fluweel. ,
(ao) Ganferik met vyfvoudige Bladen, aan den xx.
topOoglmkend Zaagtandig; leggendeDraad- fVl!?
achtige Stengen en ruige Stoelen.
(2 1 )
f19)' Potentilla Fol. quinatis villofis , Caule adfcendente
hufnto. Qnitiquelolium Canadenle hmniiiiïs. AIoris, b ijl.
II. ,p. IES.
(20) Potentilla Fol. quinatis, apice conniventi fetratis &c.
Quinquefolium album. HALL- h . Helv. 70. Quinquef. album
minus. C, B. Piu, 325. Pentaphyllum majus Floie albo.
ClüS. Hifi. II. p. 105. KRAM. Außr. 14S. GOUAN Monsp,
J49. GER. Prov. 469. u