PP
P i l
P iv j '
iP C i
Iv.V-'.Ji
m m
11*53
Ifcfs
t ó p
IV. (ai) Anemone met fpitfe Zaaden , ingefnee«
den Blaadjes en menigvuldige Lancetvormï-
H oofd- ge Bloembladen.
STUK.
xxt. Deeze Bofch - Haanevoet met hlaauwe Bloe-
AomnZ™ men ’ groeit °P de Apennynfche Bergen en el-
Italiaan* ders in Italië, als ook in Engeland,
fche.
XXII.
Rananculoides.
Ranonkelachtige.
XXIII.
Narcisfifltrs,
Narcisb
lo e r a ig c .
(22) Anemone met fpitfe Zaaden, ingefneeden
Blaadjes , rondachtige Bloembladen en by-
na tweebloemige Stengen.
Deeze Geele Bofch-Haanevoet groeit in de
Haarlemmer-Hout, in ’t Haagfche Bofch, als
ook in Vriesland en elders, zo in onze Nederlanden
als door geheel Europa, op lommerryke
Bofchvelden. Behalve de Kleur der Bloemen
onderfcheidt menze van de gemeene Witte,
voorgemeld, door het Gewas, dat de Krans-
blaadjes ongedeeld heeft.
C*3) Anemone wet Kroontjes - Bloemen en plat -
achtig ovaale naakte Zaaden.
(24)
(zi) Anemone Sem. acutis , FoIFolis incifls&c. Ranunc. ne-
mor. Fl. coeruleo, Apennini Montis. Mentz. Pug. T. g. f.
z. Anemone Geranii Robert, folio , coerulea. C. B. Pin. 174.
(zz) Anemone Sem. acutis, Foliolis incifis &c. KRAM. Auflr.
Ij6. Oed. Dan. 140. Fl. Suee. 451, 4S6. Gort. Belg. 15*.
H. Cliff. iz$. R. Lugdb. 4S8. Ranunculus Nemorofus lutcus,
C. B. Pin. 17g. Ran. phragm. luteus Nemorofus, J. B.Hiß.
III. p. 413, Lob. Ic. 674.
(23) Anemone Flor. utnbellatis, Semin, depresfo - ovalibus
nu dis. GEB, Prov, 381. Anem. multiflora, Sem, htvi latis-
Ir
I I H l lil
P o l y a n d r i a . 197
(24.) Anemone met getropte Kroontjes - Bloe- f e rnen
en veeldeelige Bladen. AFxfv.L*
Hoofd«'
Z o lang de Zaaden van deeze laatde, welke stuk.
de vermaarde T o u KNE F o s x i n Armenie vondt, xxiv*
niet bekend zyn , kan men niet zeker weeten, fauk™a-
20 de Ridder aanmerkt, o f dezelve van de Nar ‘getuildc
cisbloemige Berg - Ranonkel van B a u h i n ü s ,
die tot de voorige Soort betrokken w o rd t,
verfchille. Z y heeft, zo wel als die, ruige Bladen
, naar het Loof der Monnikskappen o f Wolfs-
dood gelykende, en draagt fraaije witte Bloem-
trosfen , op Stengen van ongevaar een Voet.
De eerde, die op de Gebergten van Oodenryk,
Switzerland en Siberie groeit, heeftze fomtyds
een Elle hoog.
(25) Anemone met Kroontjes-Bloemen, enkel- xxv.
de gekranste Stengbladen en dubbeld drie-des?1^"“
VQudige Wbrtelbladen. , Akeleyblai
nd.g«.
lïmo. Hall. Helv. 330. Ran. mont. hirfutus humil. Narcis-
fi flore. C. B. Pin. 182. Ran. mont. i.'fp , altera. Clus.
Hiß. I. p. 23;. Pann. Ic. p. s<Stf. Caryophyllata Alp quin-
quefolia. C. B. Pin. 322, Item Ranunculus montanus hirfutus
albus altior. C. B. Pin. 183.
(24) Anemone Flor. utnbellatis congeflis &c. Ranunculus
Or. Aconiti Lyco&oni folio, flore magno albo. Tournf.
Cor. 20. lt. III. p. T. 92.
(zs) Anemone Flor. umbell. Fol. Caul. fimpl. vetticillatis,
Radicalibus bitematis. Ranunc. Nemor. Aqufl. foliis Virginia-
ims, Asphodeli Radice. Pluk. Alm. 310. T. 106. f. 4 . /8.
Thaliürum Caule unifloro &c. Grom. Virg. ez, $j.