I V . weder opryzen en zig ontluiken. Zulks heeft
A ^ f f - R üM P H ï ü s in Oostindie opgemerkt, alwaar
H oofd- dit Kruid , dat de Javaanen Tondjo noemen,
stuk. voorkomt met Sneeuwwitte, Roodachtige of
■ vifel™y Roozekleurige , bleek Geele en bleek Blaauwe
Bloemen; wordende,wegens de fierlykheid zy-
ner Bloemen alleen, by de Huizen van Vermo»
gende Luiden aangekweekt ; doch de Chinee-
zen kooken, braaden en eeten , zo wel de
Steelen als de Wortelen, zegt h y ; even als de
Egyptenaaren de Wortels in Vleefchnat kookten
, volgens A l p i n u s , hebbende dezelven
dan de Kleur byna van Sijerdooiren.
Dus twyfelt men geenszins, o f deeze Plant
zal de echte Lotus van T heoprastos en
D ios cor i b e s zyn , en wegens het eeten
van derzelver Wortelen, Steelen en Bollen,
kunnen zekere Indifche Natiën zo wel Loto-
phagi genoemd z y n , als wegens het gebruiken
der Vrugten van den Lotus-Boom, welke op
ver naa geen zo algemeene Groeiplaats heeft (*).
Ook verhaalt Pl in iu s , dat van het Zaad, naar
Geerst gelykende , in Egypte Brood gebakken
werdt, niet alleen ligt verteerbaar en fmaakelyk,
mids verfch zynde. maar ook zeer gezond. Men
noemtze Ar ais el N U , als de Wortel uit den
N y l , doch uit de Meiren by Venetie hadt
A lpinus dergelyke Wortelen bekomen , en
merkt
(*) z ie het II. Deels. III. stuk , van ileeze Nat. lp *
ftorie , bladz, 570»
merkt aan, dat de Bladen flegts een weinig IV.
kleiner , Zaagswyze getand en meer geaderd,
de Zaadjes ook kleiner zyn dan die van de ge- Hoofd-
meene Witte Plompen (*). STUK*
(4) Plompen met Schildvormige overql geheele n ™ph**
Bladen. veiambo.
Boondtaa-
In de beide Indiën komt dit Gewas vo o r,£ende‘
’ t welk R u m p h i u s Groote Indifche Water-
plomp noemt , zeggende dat hetzelve van de
Europifche Plompen niet alleen in de Bloemen
en Vrugten, maar ook daar in verfchille, dat
de Bladen zig doorgaans ruim een Voet verheffen
boven ’t Water. Z y hebben Steelen van vier
o f v y f Voeten lang, met hun tweeën o f drieën
uit één en Wortel fpmitende , regt, een Vinger
dik, van buiten met fcherpe Puntjes, van
binnen met Gaatjes, door welken men blaazen
kan ,
(*) De Plant. Exot. p. 228. Ik kan derhalve niet zien,
dat die Autheur ten deezen opzigte van Gevoelen veranderd
zy , gelyk by Rumphius gemeld wordt. Hy zegt
immers : Mirum certe e/1 cur Veterm Lolum Vp-nphe«. fimi-
üm non fecerittt & ftliis & Caalibas 6* Floribas fe- Capi-
tibus &■ vet etiam Radice &c.
N ympheta Fol. peltatis undique integris. H. Cli/f. 302.
Fl. Zeyl. [193. Nymph. Indica Faba jïgypna dióla &c.
HERM. Par. T. p. 205. Nymphaea Fabifera &c. PLUK. Alm.
267. T. 322. f. i. opt. Taratti. Rumph. Amb. VI. p. ifig.
T. 73. Tamara. Hort. Mal. XI. p. J9- T. 30. Ben - Tamara.
T. 3t» ß , Nymph. affinis Glandifcra Virginiana» MORIS.
Hiß. UI. p. 314. Raj. Sappl. 6}i.
H 3