IV. Haairig zyn. Het heeft, in Trechterachtige Kel-
ken, paarfche Bloemen, met de Bovenlip rond-
H oofd* achtig, onverdeeld. De Meelknopjes komen niet
stok. buiten den Keel. Des maakt het een verfchil-
^/»«za^-jende Soort ui t , van de Malrove met Bladen
en gedaante van Valfch Diptam, by He rma n-
k u s ., welke de Bovenlip gebaard en de Meeldraadjes
lang h e e ft, zegt de Ridder.
vin. (§ ) Malrove, die den rand der Kelken uit ge •
breid heeft, met fpitfe Tandjes.
panicum^
spaanfche. j n deeze is de Bovenlip der Bloem in drie of
vieren gedeeld en zy heeft de Kelktandjes beurt-
lings kleiner, even als in rnyne Kaapfche voorgemeld.
De Bladen zyn groot, byna rond, wit
en ruig, aan den rand gekarteld. De Groeiplaats
is in Spanje.
ix. (9) Malrove die den rand der Kelken plat en
ihüatmu Haairig heeft , de Bladen Hartvormig
^ vaifch- holrond, de Steng Heefterachtig,
Men vindt by T ou r ne f o r t een fraaije
Af-
(s) Marrubium Calyc. Limbis pitentibus &c. H. Cliff. 312.
Vps. 169. R. Lugdb. 315. Gouan Monsp. 284. Marr. alb.
rotundifol. Hisp. Hekm. Par. T. p. 201. Marx, fubrotundo
folio. BARR. le. 767. BOCC. Mus. II. p. 157. T. 122.
(9) Marrubium Cal. Lïmbis planis villofis &c. h . Cliff,
R. Lugdb. Sic. Pfeudo - Diftamnus verticillatus inodorus. C.
B. Pin. 222.. Tourne. Inft. iss. T. ss>. Plèudo - Di&amnum.
DOD. Pernpt. '281. Lob. le. s o i.
Afbeelding der Bloemen van dit Kruid, die uit IV.
een Trechterachtigen Kelk fpruiten. Het Kruid Afdeel.
zelve gelykt veel naar den echten DiHamnus, fiOOFó.
waar van het den naam heeft ( * ) , doch verfchilts?uK,
daar van door zyne gekranste Bloemen , en dat, 7 J permia.
het geen Reuk heeft. De geheele Plant is met
een digte Wolligheid bekleed. De Groeiplaats
wordt op Kandia gefield door den Ridder; maar
L ob e l zegt, dat het in Italië en elders voon-
kome.
(10) Malrove die den rand der Kelken langer x.
| dan het Pypje en Vliezig , met de groote biÜ^Z“èhoeken
gerond heeft. tabuiofum.
Beker-
Op Kandia zou ook deeze huisvesten; wantachuee‘
de aangehaalde Valfche Diptam van B a r r e -
l i er was van daar afkomftig ( f ) . Hy verge-
lykt den Kelk byeen Kroes o f Kommetje, waar
in men Metaalen fmelt, in ’t Griekfch Choanos
en dus heeft dezelve ook de figuur van een Bekertje.
Na ’t bloeijen, zegt L inn jeus,groeit
de
( p ) Men zal dien, gemeenlyk D i ï ï . C r e t i c u s genaamd, in
't GeQagt van Orego belchteeven vinden.
ft o) Marrubium Cal. Limbis Tubo longioribus &c GOUAM
Monsp. 28 2. Pfeudo - D ót. acetabulis Moluccs. C. B. Pin.
222. Toubnf. Ir.Ji. 188. Di&amnus fallus veitlcillatus Peti-
carpio Choanoide Creticus. Barr. Ie. 129.
( I ) De aanhaaüng is wel, Pericarpio Conoide Bosticus,
als wanneer zy uit Spanje zou zyn ; doch , zo wel op de
Plaat als in de belchryving, Haat de Tytel zo , als ik dien
heb.
Zs