IV. rond, aan de enden fpits, die der Oxefen krom;
A de B,oem geelachtig uit den witten; de Kelken
Hoofd regtopftaande Vingerachtig ftomp, zegt deRid-
?tvk. der< v 0igens D i l l e Ni us zyn de Bladen
fappjg , bleek groen , met uitpuilende groene
Stippen o f Wratten , inzonderheid daar het
Plantje b lo e it, befprengd. Hqt heeft ODgevaar
een Voet hoogte,
lUe/Mbry- W Middagbloem met Els vormige, ruuw pui-
entbtmum Jtige , famengegroeide Bladen, aan de
rum.*'* tippen uitgebreid ; een opjtaande Steng,
Gekroond. «ie? een driedeelig Bloemtrosje.
S p ijl™ (3 ?) Middagbloem met platachtige Lancet-
Vi^ebierd. vormige) pwjlige, uitgebreide, onderfchei-
dene , gepaarde en overhoekfe, afjlandige
Bladen.
ix, (9 ) Middagbloem- jkfï overhoekfe Lancetvor-
Tripolium.
Langbla- «Mg®
dg,
' (7) Mefembryanthemum Fol. Su'oulatis , fcabrido - pun&a-
tis &c. Mef. Frul. foliis albis umbeüatis, FABB. Ilclmfl. 247.
Dier.* Eith. 3.77. T. 208. f. 266. Ficoides Africana ëre&a
teretifolia &c. Hfbm. Par. T. 166. BBADL, Succ. 4. p. »2.
T. 34. Plok. Phyt. J17. f. 1.
(37) Meftmbr. Fo!. planiusculis Lanoeolatis &c. Mefembr.
tortuofum Fol. Sempérvivi expanfis. Di l l . EUb. 234. T.
Ï82. f. 223. Ficoides Capenfis. Pet. Gaz, T, 7s. f. 10.
Fic. Afr. procumbens &c. Bbadl. Succ, m . p. 7. t*. i5_
(9) Me/cmbr. Fol, aitern. Lanceolatis Sec. II, Clijf. 217.
tips. 128, & R. Lugdb. 283. N. 11. Mef. Tripolii folio
Flore Argenteo. Dil l . Ehh. 230. T. 179. f. 220. Fic. Aft.
procumbens &c. Bbadl. Succ. V. p. 14. T. 47. Fic. Aftica-
pum Sec. P|.uk, Mant, 77, T, 329. f, 4,
enige platte Bladen, losfe enkelde Stengen IV.
en vyfhoekige Kelken. FxfiEL*j
, Hoofd»
(81 Middagbloem, dat ongefieeld is 9 met bynaiVVKt
Spilronde , opjlygendë, puntige f amenge- «air.
groeide Bladen en agtwyvige Bloemen.
Calamifor-
Deeze vier Soorten zyn door haare bepaalih-*«.^
gen genoegzaam onderfcheiden. Z y komen ,
gelyk de voorgaanden , in het draagen van
witte bf witachtige Bloemen overeen ; zelfs
het Uitgebreide 9 thans hier geplaatst, dat de
Bloemen van binnen wi t , van buiten geel heeft.
Het Gekroonde groeit Heefterachtig , een Voet
o f anderhalf hoog en heeft zelfs Kroontjes van
witte Bloemen, als die der Asters o f Chryfan*
then, zeer welriekende. T e agt Uuren s mor»
gens gaanze open, en bly ven dus tot een weinig
na den Middag. Deeze is in onze Tuinen ge-
meener dan de overige Soorten, zeid Hes mankus,
De drie anderen zyn Kruidig , allen de
Bladen met Puistjes hebbende, inzonderheid het
Uitgebreide, welks Bladen -als die van Don-
derbaard zyn en met Zilverachtige Tepeltjes
praaien. Het volgende heeft de Bladen als van
die wilde Soort van A fter, welke in zoute
Wateren groeit, Tripolium genaamd, meest
glad,
fg) Mcfembryanthevum acaule , Fol. fubteretlbus adfeen*
dentibus &c. Mil l . EiU. T. 176- f- Mefembr. Calamï-
forme. Dil l . $p>\ *59- T. 186. f. 228. Ficoides Capenfis
humilis Cepxx folio. BBADL. Succ. II. p, 10, T. 19-
A 5