A fdeel ^°^tor S co po l i fchryft van zeventig-
' Fxiv. * tot negentig Meeldraadjes toe aan deeze Soort (*).
H oofd»
stuk. 0 0 Thaliftmm met een gebladerde, geheel
xi. enkelde, hoekige Stens.
Tbalißrum
■ ^Enkeid. *n Sleeden is deeze waargenomen, die van
de voorgaande , niet alleen door de helft kleiner
te zyn , maar ook door knikkende Bloemen
te hebben en in eenige andere byzonderheden *
verfchilde; komende dus het Kleine Thaliélrum
nader by*
lurtdtm. ^^a^<^rurn met een gebladerde gefieufde
Helder. ? teng en Liniaale Vleezige Bladen.
Deeze , die omftreeks Parys en in Spanje
groeijende gevonden is, verfchilt voor ’t overige
weinig van het Gewoone geele Europifche.
De Bladen zyn dikker en niet zo donker groen.
xin. ( 1 2 ) Tbalidtrum met hangende driehoekige regte.
foiiïm?1' V rügten en eene ronde Steng. In
Akeley*
bladig. (*) SCOPOLI Flor. Carn. p. j j j .
I 11) 'Thalitlrtcnf Caule Foliofo lïmplicisfimo angulato. Oed»
Dan. 24.4. Fl. Suec. If. p. 450.
( lz ) Thalitlrum Caule Foliofo fulcato &c. Thal, minus lucidum,
Liban. Coron. foliis. Pluk. Alm. 363. t . 65. f. 5.
Thai. minus alt. Parifienfe &c. Tourne. InJÏ. 271. Thai.
prim. vel Prat. 1. Clus. Hiß. 1. p, 234.
(is) Tbalittrum Fruft. pend. trianguläribus reélis , Caule
tereti. Fl, Suec. 432, 487. HALL. Helv. 309. Gf.u. Prov.
379. Gouan Monsp. 254. H. ciif. 226. R. Lugdb. 4gy.
Thaliélrum majus Fl. Stamin. purpurascentibus. C. B. Pin.
357*. Thai. majus Fol. angulofis, Caule latvi, I, 35, um
TIT n „o* C,-«» f ‘ - J *
In Sweeden en Switzerland ftelt onze Ridder IV.
de Groeiplaats van deeze , die ook voorkomt
in de fchuinte der Bergen in Provence, zo wel Hoofd-*
als op drooge, onvrugtbaare Heuvqlen in Kar-STUK*
niolie, en in het Veroneefche. Men onderfcheidt-^“ ^ '
ze van de anderen gemakkelyk , door tedere
zeer groote , Zeegroene, rond verdeelde Bla»
den, inderdaad aan die der Akeleijen gelyk, zegt
H a l l e r , Scheedjes hebbende aan den Voet
der Bladfteelen en verdeelingen, de Bloemen
geenszins geaaird of gepluimd , maar een zeer
digte Kroon uitmaakende aan den top der Stengen
, wi t , geel of paarfch van Kleur. Doktor
S c o p o l i merkt aan, dat de Takken aan ’tend
rond zyn, en de Meeldraadjes tot zeventig in
getal, paarfch,met geelachtig roode Meelknop-
je s ; de Haauwtjes gewiekt driekantig. De lang-
te der Meeldraadjes en derzclver menigvuldigheid
maakt, dat men deeze gemeenlyk Pluis-
Akeleijen noemt.
(14) Thaliftrum met hangende driehoekige om- xiv,
gedraaide Vrugten ; de Steng byna twee-^ontlft'um.
W e - . * 3 P';
D e e z e , volgens den Heer D emi do f f in
Siberie huis vellende, gelykt naar de voorgaand
e , doch is laager van Steng en heeft alleenlyk
witte Bloemen, ’t Getal der Bloemblaadjes is in
de-
(14I Thalitlrum Fruft. pend. triangular. contortis, Caule
fubancipiti. Thai. hybncïum Stamin. contortis. Am. Ac ad, III.
p- 47. o 5
II. Deel. IX. Stuk.