494 T we emagt ig e K rui den.
IV* Italië en Spanje. Het laatfte of Droevige , ein»
^r^^EL'delyk, dat men by Gibraltar heeft groei jende
H oofd- gevonden, is een Kruid met veele gladde Sten-
stuk. gen ^ dikwils neerleggende, en Liniaale eeniger-
SchuüzM- maate Vleezige rondachtige Zeegroen bedaauw-
de Bladen. De Bloemen vallen in ’t geele,paar-
fche of Afchkleurige, en het Zaadhuisje is Bek»
keneelachtig , gelyk in de eigentlyke Leeuwe-
bekken, zo genaamd.
(15) Leeuwebek met byna viervoudige Liniaale
Bladen > verfpreide Stengen en getroste
Bloemen (*}.
(id) Leeuwebek met byna Liniaale Bladen,
de onderften viervoudig , de Kelken Lyme-
rig gehaaird ; Aairswyze Bloemen en een
opgeregte Steng.
O?)
'is ) Antirrbinum Fol. fubquaternis Linearibus &c. R»
Lugdb. 296. N. 17. GoüAN Monsp. 301. GER. P tov, 290.
N. 6. Linaria putnila fupina lutea, C. B. Fin. 213. Ofyris
lutea fylveftïis. Lob. lc. 4 10,
(*) Calcari reUo (met een regte Spoor,) is thans hier
bygevoegd; doch de belchryvingen , 20 wel als de aangehaalde
Afbeeldingen van dit Kruid, toonen, dat het een
kromme of omgeboogene Spoor heeft. De voorgaande
Soort heeft een regte Spoor of Staart.
(16) Ant. Fol. fublinearibus inferioribus quaternis &c. R.
Lugdb. 2 9 7 . N. 2 1 . G o u a n Monsp. 3 0 0 . G E K . Frov. 2 9 1 , N.
10, Linaria Arvenfis coerulea. C. B. Fin. e n . Prodr. 117.
Dil l . Elth. f. 1 9 S . Lin. pumila Foliolis cainofis. C. B.
Fin. y . Linaria quadrifolia lutea. Id,
D I D Y N A M I A. 493
(17) Leeuwebek met de Stengbladen Liniaal IV.
overhoeks; de Wortelbladen Lancetvormig
drievoudig ; de Bloemen Tuilachtig. Hoofdstuk.
(18) Leeuwebek met Lancetvormig Liniaale xvir.
verfpreide Pluizige Bladen , de onderften
viervoudig; een leggende Steng en geaairdeA ^ ^
Bloemen» xvm.
Saxatile•
(19) Leeuwebek met de Wortelbladen viervou- Rotzig,i
dig Lancetvormig; de Stengbladen Liniaal
overhoeks; de Kelken Pluizig en digt aan Lymejig.
de Steng.
(ao) Leeuwebek wiet vyfvoudige Liniaale Vlee-
zige Bladen. te.
0 Veelfteng»
fai) Leeuwebek met viervoudige Elsvormige xxi. ^ ' n G la u c u r o m Vleezige Bladen; opgeregte Stengen en ge- zeegroen.
aairde Bloemen»
(22)
I . I7) Antirrbinum Fol. Canlinis Linearibus alternis Scc. L inaria
annua purpureo- violacea. Gouan Monsp. 300. Ger.
Frov. 292. N. IX* Linaria coerulea minor. LOB. Ul. I03.
Lin. coerulea Calcaribus longis. J. B. Hiß. III. p. 461.
( i s ) Ant. Fol, Lanceolato -Linearibus fpirfis viilofis &c.
Linaria maritima minor viscofa Fol. hirs. Flor. luteis. Mo-
B I S . Hiß. II. p. 499-
(19) Ant. Fol, Rad. quaternis Lanceolatis &c. Am. A:ad.
IV. p. 319-
(20) Ant. Fol. quinis Linearibus Carnofis Flor. Capitatis*
R. Lugdb. 296. N. II. Lin. Sicula multicaulis Molluginis fo-
> lio. Bocc. Sic. 38. T. 1 9 . f‘ I-
(21) Ant. Fol. quaternis Subulatis Carnofis Scc. Lin. maritima
Foliis fucculentis. BUXB. Cent, IV, p, 23, T. 37,
IL Deel, IX, stuk,