IV. iyk alle de Soorten van dit Geflagt, uitgenoruëh
zcs eerften.
Hoofdstuk*
M e n t h a. Munt.
Blootzaa- . , ,
dige. . De Blöem is, m dit Geflagt, byna egaal in
vieren gedeeld > hebbende de breedfte Slip Uitgerand,
en de Meeldraadjes opftaande, wat van
elkander aft
Behalve degeWooneen verfcheide wilde Soorten
van Munt, is hier ook de Pöley in begree-
pen,maakende dus zeventien Soorten, waar Van
de vier eerften ggaaird zyn * de Vier volgende
Hoof dj es hebben-, en zeven overigenBloemkrans*
je s , als volgt. De tweelaatften zyn reeds onder
de Heefters befchreeven.
t . C O Munt met langwerpige Am en , langw.
Uenthd Zaagtandigê, Haairige , ongedeelde Bla*
ria. den en de Meeldraadjes langer dan. de Bloem.
Stinkende.
Öp Waterige plaatfen van Oostindie groeit
deeze , dieAairen byna als het Kruid heeft, dat
men Vosfefcaartjes. noemt. De Geftalte is , voor
’ c overige, byna als die der Eerenprys, doch het
Kruid ftinkt zeer, Men legt een Pap. daar van op
Gezwellen..
m
O ) Uintha Spiets oblongis, tol. oblongis ierratis Pilofi*
& c . Syjl. Hal. X I I . . Gen. 7 1 3 . p . 3 9 1 . Veg. X I I I . p . 444.
Mentha foetida. B üRM . PI. Ind. 126. Alopecuro - Veronica.
Fl. Zeyl. 411. Veronica hirfura latifölia. Zeyl. Aq. BurmT.
2b 1* Majm foetida, RÓMpa. Amb, YI. p, 41. T. 1«,
GO Munt met langw. Aairen, de Bladen lang* IV.
overpig Wollig Zaagtandig ongefieeld, de
, Meeldraadjes langer dan de Bloemen. Hoofö-
STUK.
(3) Munt met langw. Aairen, de Bladen Lan- n.
cetvormig naakt , Zaagtandig, ongefteeld,
de Meeldraadjes langer dan de Bloem. wilde.
in.
(4 V Munt met laugw. .Aairen, de Bladenrondachtig,
gerimpeldj gekarteld ongefteeld. iv.
Rotundifa-
Deeze drie zyn,volgens de Autheuren, Verfchei-/;£ondbIa.
denheden van Wilde Munt, die door elkander dige.
groeijen in verfcheide deelen van Europa,meest
voorkomende aan de kanten van Beekjes, Sloo-
ten en Waterplasfen , en fomtyds ook wel in
de Velden. De tweede, door haare Wollige gry-
ze Bladen, inzonderheid, van de derde, die dé»
zelven groen heeft, ondèrfcheiden , is by ons
aan de -Wegen niet ongemeen. W y noemenze
Wilde i eenigen Geaairde, en fommigeq Water-
Munt.
(2) Mént ba Spie. obl. Fol. oblongis tomentofis &c. %Mat.
Mei. 279. KRAM. Auflr. 169- GEK. Prov. 2Ö8. GOUAN
Monsp. 273. H. Cliff". 306. Mentha fylveft. Folio longiore.
C. B. Pin. 227. Menthaftrum. DoD. Pempt. 96. LOB. Ie.
S°9‘ ' .
(3) Mentha Spie. oblong. Föl. Lanceolätis Sec. R. Lugdh.
5i j . &c. Mentha anguftifolia fpicata. ' C. B. Pin. 227. Mentha.
C am. Epie. 477. Mentha tertia. Dod. Pempt. j j . Mentha
Aqiiatica fpicata. GRON. Virg. 167, g9.
’ f4) Mentha Spie. oblong. Fol. fubrotundis rugofis &c. Huds.
‘Aagt. 221. Mentha fylvefttis rotundiore folio. C. B. Pin. 227.
Menthaftrum &C. J. B; Hi/l.lll. p. 219. Tab. Ie. 349, Mentha
Fol. ovatis tomentofis Scc. Ha l l » Htlv. 057.
M. Dbel, IX, Stuk,