AfdS è. Zyn’ °P den V00rgang van den beroemden G f&
xiii, NEI<ÜS t0I: een Geflagtnaam gebezigd voor de
Hoofd- Soorten van dat Kruid, $ welk men Cdryephyllata
pl3gt te hceten* T ° t ; RNEFoR Ï: hadt het-
v>it. zelve „dus voorgefteld , en deswegen ge e f ik
’cr den naam van Nagelwortel aan.
Vyf Soorten , meest Europifcbe, komen in
dit Geflagt voor, naamelyk
(l) NageIworteI met bikkende Bloemen; de
ginianuw. Bloemblaadjes kleiner dan de Kelk; de Vru*-
vvgmifc^ ■ ten Klootrond , met naakte haakige Baarden
: de Bladen drievoudig,
In Virginie komt deeze Soort voor , welke
weinig o f niet van die van H e r m a nn u s met
een kleine Bloem, die wit is, en een Reuke-
. loozen Wortel, verfchilt. De Wortelbladen zyn
dubbeld gevind en de Zaadhuisjes niet ruig;de
Bloemen tegen ’t bloeijen knikkende.
ir.
TJrhar.um«
Gemeen.
(2 ) Nagelwortel met opgeregte Bloemen en
Klootronde Haairige Frugten, die naakte
Haam
(O Geum F!or. nutantlbus, Petalis Calyce mlnoribus Fr
globofis &c. Syff. tiat. XII. Gen. 636. p. m< ^
p. 3PS- H. Cliff. 19s. Grok. Virg. svy curyophyllats Virginians
&c. Kehm. Par. T. p. 111.
(z) Geum Flot. eteftis , Fruftu globofo villcfo &c. Mat.
Piled. 149. H. Cliff. R. Lugdb. GOUAM Monsp. zSc. Gf.r”
Prev. 471. COST. Pelg. ,4fi. hale. rletv.}}5. Carvophyl’
Jata vulgaris. C. B. i W i . CaiyophyI|ata.
J}7* Lob. Jc. cam. 72’5t
Haakige Baarden hebben: de Bladen Lier- IV.
. . ■ A fdeel*
achtig♦ xui.
Hoofd*
In de meefte deelen van Europa komt dit stuk.
Kruid, dat by GEsNEROsden bynaam heeft Poiygr
van Steedfch , op lommerige plaatfen , in d ema’
Bosfchen en elders, voor. Het groeit, by ons,
in de Haarlemmer en Alkmaarder Houten. Men
noemt het in ’t Latyn Caryaphyllata , in ’ t
Franfch Galiot of Benoite, in ’t Engelfch Avens,
Herb Bennet, in ’t Hoogduitfch Benedicten'
Wurts en in ’ t Nederduitfch Gezegend o f Na-
gelkruid.
Het maakt een Kruid, met opftaande gebladerde
Takkige Stengen van drieVoeten of meer
hoogte. De Bladen hebben hunne Vinswyze
verdeelingen fpits getand. Op ’t end van ieder
Takje komt een enkelde Bloem van v y f geele
Blaadjes, die over de vyftig Meeldraadjes bevat
en den Kelk omgeboogen heeft, zo wel als
de Stylen : den Stoel en Zaaden ruig, tot een
rond Hoofdje vergaard, ieder met een Haakig
Baardje.
De Wortel is bitter, fampntrekkende en vol
zuur; ruikende, als men hem in ’ t vroege Voorjaar
uit den Grond haalt, maar niet altoos, naar
Kruidnagelen. Op Wyn getrokken , verfterkt
hy de Maag , is een Wondmiddel, Bloed vloei-
jingen en Roode Loop geneezende. Zyne verwerkende
hoedanigheid maakt hem dienftig in
Afloopende Koortfen, in Uitllaande o f Be-
E 5 frneG