A fdeel H’er vaQ komen de vyf volgende Soorten voor,
naamelyk
H oofd»
stuk. ( I ) Senegroen met omgekeerde Bloemen.
i.
Oritihiis. D eeze_ door T o u r k e f o r t in dc Levant
Levantfch. gevonden en uit Zaad in de Europifche Tuinen
voortgeteeld, maakt een niet onfierlyk Gewas
uit, zo de geleerde D i el e n ius aanmerkt,
wegens de aartigheid haarer Bloemen , die als
omgekeerd z y n , hebbende de bövenfte Lip
zeer groot en deonderfte klein, met byhangen-
de Kwabbetjes , van Kleur wit met paarfche
Randjes, o f blaauwachtig Violet, met een wit
Vlakje. Voorts is de Plant zeer ruig, groei-
jende een o f twee Voeten hoog en gepaarde
.BladeD hebbende , Kruislings aaD de Steng geplaatst,
welkenaar die van de volgende gelyken.
(a) Senegroen dat vierhoekigpieramidaal is en
ruig, met de Wortelbladeh zeer groot. ■
In Sweeden, Switzerland, Duitfchland, groeit
dee-
(i) S l j u g a Floribus refupinat’s. S y j i . N a t . XII. Gen. 705.
p. 387. f'tg. XIII. p. 438. Teucrium Stam. tub. Corolli
brevioribtis. R Lugdb. 30«. Bugula Oriënt, villofa, Flore
in ver fo candrdo & coeruleo. T ournf. Ctr. 14. Dill. Elth
«o. T. 53. f .6 i.
(z) Ajuga tetragono-pyramidalis &c. Kram. Auflr. Fl.
Suec. 47ï , 3x2. OfD. D a n . 18J. M a t . Med. 306. Dalib. Par.
169 Coniblida media Pratenfis ccetulea. C. B. Pin. zso. Cons
media Genevenfis. J .B. H-.fl. III. p. 432. Bugula Fol. angulol
iedentatis Canlcfimplici. HiLL.Hetv.63s. Fhyllochnois. Ren.
sp. xzg.
n.
Pyramidd*
lis.
Pieramidaal.
deeze Soort , die de Bloemen pieramidaal
verfchillende weinig van het GemeeneSenegroen, Xv.
dan dat zy de Stengen ruiger en de Bladen die-Hoofd«!
per gekarteld h e e ft, zo J. B a u h ï n u s , die
dezelve by Geneve vondt, aanmerkt. De Bloe *fptrmia.
men waren paarfch, rood o f wit.
(3) Senegroen tnet eenenkelde Steng, de Steng-
bladen zo groot als de Wortelbladen heb• Aipm*.
' , Aipifch,
bende.
Deeze , op de Switzerfche en Ooftenrykfe
Alpen huisveftende , heeft de Bloemen blaauw
en de Blikjes niet gekleurd, maar groen.
(4) Senegroen met Wollige gejlreepte Bladen
en ruige Kelken. Geneeffch.
De Kruidkundige HeerGER a r n merktdee-
zè aau als eene Verfcheidenheid van het Piera-
midaale , H a l l e r van het Gemeene Senegroen
, en C L u s i ü s was van het zelfde denkbeeld.
Zy komt zo wel als de anderen in Oost-
enryk, Provence en elders voor , en verfchilt
byna alleen door haare Vleefchkleurige of bleek-
roode Bloemen.
(5)
(3) 4 j “ga Caule fimPlici > Pol. Caulini* &c. Ajuga Foi,
pWongo- ovatis. MiLL. DIB. 2. Bugula Folio maximo Scc.
BOERH. Lugdb. I. p. 184. Bug. Alpina maxima. TOURNF.
Inft. *09.
(4J Ajuga Fol. tomentofit lïneatis, Calycibus hirfutis. Eu*
gula Carneo flore. Clus. Hijl, II. p.43. G eb. Pre v. 275*
U. Deel# ix , stuk,;