Afdeel»
xvi.
H o o f d s
t u k .
llaauvi-
tje 'drängende.
X IX .
Lepidium
Bonarienfe.
B u e a -
A y r e s .
X X . Chaleper.fi
Aieppii'eh.
o f Zaay-Planten. De Iaatfte, Iberis genaamd 9
wordt in veele deden van Europa Wilde Kers
geheten o f Sciatica - Kers, als van ouds zeer
geroemd zynde om uitwendig tegen de Jichtige
Pynen der Leden en in ’t byzonder tegen de
Heupe • J icht, te gebruiken. De fraaiheid der
Bladen onderfcheidt het zeer van ’t Lepidium
van P l i n i ü S j reedsbefchreeven; terwylmen
dit Lepidium van P a u l ü s genoemd vindt:
want deeze beide Kruiden komen in fcherpe ,
fchroeijende hoedanigheid, byna overeen: zyn»
de deswegen ook Wilde Radys geheten , zo
L ob e l aantekent.
(19} Peperkruid met tweemannige viërbladige
, Bloemen, dat alle Bladen F ’inswyze veel-
deelig heeft.
Vaö Buenos Ayres, in Zuid-Amerika, was
deeze afkomftig , die twee Voeten en hooger
opfchoot, Bladen hebbende als van *t Rey-
nevaren en lange Aairen van Bloempjes, wier
Blaadjes niet zigtbaar waren voor het bloote
Oog.
(20) Peperkruid met Pylvormige ongejleelde
getande Bladen. Een
(19) Lepidium Flor. diandris tetrapetaf.s &c. Lepid. Fo!.
pinnatifidis incifis. R. Lugdh, 33;, Thlpspi Bönarienfe mul»
tiscisürn Flote invifibüi. DlLr.. Elth. agi. T. 285. f. 370»
( 2 0 ) Lepidium F o l . S a g i t t a t i s fê s d lib u s d e n r a t is . Cent. 16 9 »
Acai. I V . p . 3 2 1 . D r a b » C h a le p e n f is r e p r i s h u o i i l io s
S ce. M o k i s . Hifi, I I . p» 3 1 4 ,
Een kruipende laage Soort, van Aleppo in de IV,
Levant afkomftig, is deeze, die de Bladen van Afxv?^
gezegde figuur en taamelyk groen heeft. Hoofdstuk.
T h l a s p i. Veldkers.
Een uitgerand, ftomp Hartvormïg , veelzaa-
dig Haauwtje, met Schuitachtige Klepjes die
Kielachtig gerand zyn ; maakt de byzondere
Kenmerken van dit Geflagt uit, dat ik Veld-
kers tyte!. Het Zaaiplantje der Bloemtuinen ,
dat men gemeenlyk Thlaspi noemt, is ’er niet
in begreepen. Het bevat de tien volgende meest
Europifche Soorten.
( i J Veldkers met byna Schyfronde Haauw- r.
tjes en Lancetvormige ejfenrandige Bladen.
num•
Een zeer fchoone Soort van Thlaspi, dieeenj^eem-
Voet hoogte bereikt, met taamelyk breedeBIa-
den aan de Steng, welke in een Aair Van paarr
fche Bloemen uitloopt, waar op de gezegde
Haauwtjes volgen, van grootte als de Nagel
van een Pink. De afkomst is onbekend.
(2 ) Veldkers met Schyfronde Haauwtjes en If
langwerpige getande gladde Bladen. Arvt»M
J l j A k k e i i g c .
( 1 ) Thlaspi S i li c u li s fu b - o r b ic u la t i s , F o ! . L a n c e o la t l s in t e .
g e r r im is . Sjft.Nut. X I I . G e n . 8 0 a . p . 4 3 4 . Veg. X I I I . p . 4 8 9 . H,
Q i^ .3 3 0 . R . Lugdi. 3 3 4 .T h l a s p iC a p f u la C o r d a t a p e r e g r in u m .
J . B . Hifi. I I . p . 9 2 7 . M O R I s . Hifl. I I . p . 2 9 7 . s. 3 . T ,
IS . f . 30.
<2) TUatpi Stl/orbiculatis Sec. Matf Mei, 323. Gort.
Desl. u . stük, MS'