IV. Van deeze beiden zyn de Stengetjes krom
xn£L* en bogtig, als verdraaid , waar van zy den
Hoofd, bynaam hebben by D i l l e n i u s , die ze door
s to k . jjg p]aatzing der Blaadjes, welke in beiden naar
jjet L 0Of van Huislook gelyken, onderfcheidt.
Zy hebben een taamelykgroote Vezelige Bloem ,
van buiten wit en Zilverachtig glinfterende, van
binnen geelachtig. De Kelk is in beiden vyf-
bladig, en de Vrugt vericbilt grootelyks van
die der Gehoornde o f Hoornbladige Soort, niet
alleen in figuur en grootte, maar ook en wel
byzonderlyk door ’t getal der Holligheden, die
in de eerfte v y f en in de laatfte maar vier zyn.
Misfchien heeft de Ridder ze thans beiden tot
deeze laatfte Soort betrokken : want de eerfte
is uitgemonfterd.
xxxviT. (37) Middagbloem met plat achtige breed Lan*
ntbemtt* cetvormige effenc eenigermaate op de kant
pomridia- gehaairde, onderfcheidene Bladen; de Steng ,
^Natnid- Bloemfteeltjes en Vrugtbeginzelen ruig,
dags.
Deeze Soort is in den Jaare 1761 geteeld uit
Zaad, dat van de Kaap der Goede Hope, waar-
fchynlyk in de Zaadhuisjes , was overgebragt.
L i n n -®üs gaf ’er den bynaam aan , om dat
de Bloemen, daar het den geheelen Zomer, tot
aan December toe , mede praalde, aldaar niet
dan
(37) Meftmbryanthemum Fol. plamusculis lato - Lancetflatïs
Isevibus &c. L inn. Dec. II. p. 25. T. 13. Ficoides f. Ficus
Aizoides Aft. major Flore flavo, Folio plano latioie. HEKM»
Lugdb. 25• Seb. Mus. I. p, 29. T. 19. f.
dan ’s namiddags open gaan. Z y zyn uitermaa IV.
te fraay en groot, Zwavelkleurig geel en glan-AF°®j*L*
z ig , beftaande uit ontelbaare fmalle Blaadjes, Hoofd*
alleDgs verkleinende naar het midden , alwaar?TÜK*
zy de Meeldraadjes Tralieswys’ bedekken.
Afbeelding, door den jongen Heer L i n n ^eüs
uitgegeven, vertoont deTakkige Steng van dit
Kruid, die Kruidig (zegt zyn E d ., ) een Span
hoog, van dikte als een Ganzenfchaft en ruig-
haairig i s , komende daar in overeen met de
Dertiende o f Twaalfde Soort, doch door de
platte breede Bladen zeer verfchillende. Men
vindt in ’t Werk van S e r a reeds een Takje
daar van, volgens de benaaming van H e r «
Ma n n d s , afgebeeld. Uit beide blykt, dat de
Stengetjes veelal twee Takjes bezyden het
Hoofdtakje uit'geeven, en zig dus als driedeelig
vertoonem De Bloem heeft van twaalf tot vyf*
tien Stylen en even zo veel Streepen op het
Vrugtbeginzel , dat plat en glad is , leverende
een Vrugt uit met het zelfde getal van Celletjes
(*_).
CS3)
(*) Germen depresfum glabrum wordt in Decade II. Kar.
Plant. H. Ups. gezegd, des ik niet begryp , wat in de be-
paaling door Germinibui birtis veritian worde. Meent men
’er ook de Kelken mede , die weezenrlyk ruighaairig zyn l
Voorts fchynt my het Plantje , dat de thans zo berugte
Kaaplè Zaadhuisjes, die disöy de nattigheid open traan, uitlevert,
naast te komen aan deeze Sooit; gelyk wy ftraks
zullen zien,