6& VlERMAGTÏCE KRUIDEN.
IV. ( j ) Scheefbloem , dat Kruidig is , met Ëy*
ronde Bladen, de Stengbladen omvattende,
H oofd- effen en Sappig.
STUK»
v. Deeze Soort in Switzerland en Provencc,
iundi/oUa a^s °°k *n Ita^e °P de Bergtoppen voorkomen»
Rondbia- d e , heeft kruipende Stengen, die op de opge-
regte enden fraaije Bloemhoofdjes draagen, van
byna regelmaatige Bloemen, paarfchachtig van
Kleur. De Wortelbladen zyn gefteeld, Eyrond,
efFenrandig : de Stengbladen ongefteeld, allen
glad en zagt.
VI. (6) Scheefbloem, dat Kruidig i s , met Lan-
Kroondraa- cetvormige gefpitfte Bladen , de onderjlen
Zaagtandig, de bovenjlen effenrandig.
Een zeer bekend Zaay - Bloemgewasje maakt
deeze, onder den naam van Thlaspi, in de
Tuinen uit,dat op zyn meest omtrent een Voet
hoog groeit en vlakke Tafelswyze Kroon tjes-
Bloemen draagt, van witte, roode o f paarfch-
achtige Kleur. In ’ t Franfch noemt men het
Thlas*
( s ) lberis HerbaceaFol. ovatis&c. Thlaspi montanum fet*
rato Cepxz folio. Barr. Ie. 848. Thlaspi Alpinum folio
rotundiore Carnofo &c. Toubnf. In ft. ziz. Schfuchz. Alp.
50. T. 43. Ger . P tov. 354. Lepidium Caulerepente.Hall.
Helv. 54«. Allion Peiem.z7* T. 4. f. 1. Thlaspi minimum
SiCc. obcordatis &c. Ard. Spec. 3. p. 33.T. i j . f . 1.
(6) lberis Herbacea Fol. Lanceolatis acuminatis &c. 11.
Cliff. Upt. R. Lugdb. 336. Thlaspi umbellatum Creticum Ibe*
ridis folio. C. B. Pin, 106. Diaba (êu Arabis f. Thlaspi Can*
dis. Doo. Pempt. 713. Thlaspi Candis umbell. lber. folio»
LOB. Ie, 216. lberis Cretica. Riv. Tetrap, 22S,
Thlaspi de Candie, in ’t Engelfch CandyTufts, IV.
als Kretifcheof Kandiaafche Thlaspi. Het heeft
Diet alleen op dat Eiland, maar ook in Span je , Hoofd»
en in Italië, zync natuurlyke Groeiplaats. D eSTUK*
Zaadhoofdjes blyven hier half• Klootrond en
worden niet Trosachtig, gelyk in de volgende.
( 7 ) Scheefbloem met Lancetvormige fpitfe vxu
eenkermaate getande Bladen en getroste amara.
dt Bitter, Bloemen.
In Switzerland niet alleen , maar ook in de
Zuidelyke deelen van Vrankryk, en in ’t Oost-
enrykfe by Weenen , groeit deeze Soort, die
den bynaam van Bitter voert, om dat z y uitmunt
in bitterheid; wordende deswegen, in ’t
Hoogduitfch Bitterhaurenfenf genoemd. Het heeft
de Steng anderhalf o f twee Voeten hoog, van
boven Takkig , met dergelyke Kroontjes byna
als de voorgaande , doch losfer en trosachtig
wordende wanneer zy in ’t Zaad fchiet, als gemeld
is.
(8") Scheefbloem dat Kruidig is , met Lini- vnr.
W , Lmfolïa.
aa*e Vlalch-
bladig,
( 7) Iteris Herbacea Fol. Lanceolatis äcutis &e. II. Ups.
ÏS4. Ha l l . He.lv. J43. GOüAN Morisp. 319. KRAM. Auftr.
190'. Thlaspi umbell. Arvenfe Iberidis folio. Riv. tetrap. 112.
Thlaspi umbell. Arveniè amarura. J. B. lift. II. p. 92$.
Täfern. Ie. 4S2.
(8) lberis Herbacea Fol. Linéaribus &c. Ger.- Prov. 355.
Thlaspi Lufitanicum umbellatum Gramineo folio 8cc._Tournf.
Inft. 213. GARid, A ix . 459. T. lo j.