IV. komen zyn ; gelyk dit meer plaats heeft met
^ v r e e m d e Planten. Even den zelfden oirfprong
H oofd- zal waarfchynlyk dat gene hebben, ’t welk in
stuk. Gelderland elders op Muuren groeit, zo de Heer
^Eioofsae-Q' d eGorter aantekent: want wie zal durven
denken , dat hier te Lande de natuurlyke
Groeiplaats zou zyn van dit Kruid, en het blykt
uit een Proeve te Regensburg genomen , dat
menze door Konst aan een Muur kan doen voort-
komen, waar men wil ( * ) ,
Derhalve geeft dit de minfte waarfchynlyk-
heid n ie t, om te denken, dat onze Hyfop die
zou kunnen zyn , waar van in ’t Oude Tefta-
jnent gefproken wordt (|J* Ik kan, aan den
anderen kant, ook den Heer R u t t y geenszins
toeftemmen, dat dezelve een Boom zy geweest,
en begryp niet , waar hy zulks van daan haa-
le (|J. Salomon hadt gefproken van de Planten ,
en wel van de Ceders, die op den Libanon zyn,
tot den Hyfop die uit den Wand voortkomt (§>
Hoe kan men zulks van een Boom verdaan ?
Met meer Grond, mooglyk, denkt Hassel-
q u i s t hier om een Soort van Mos (* ) ; doch
het
(*) Eph. Nat. Cur. VOL. I. Oh. 70.
( f ) I Koning. IV. VS. 33: ook Excd. XII. VS, 22. Num.
XIX. vs. 18. &c.
(J.) Noftra non convenit Hysfopo Bioscoridis ,nec Hebrso-
rnm, qui ultimus Arbor fuit. De Mat. Med. p. 24j ,
(61 Qui prodit ex Pariete, BUI. Jun- & 'Tremillü. De
Vulgata heeft: Qu* egreditur de Paxiete.
(*) Biynm iiuncatulnni. Linn. F Lr. Suec. H. 1001.
het is eenigszins duider, hoe dan een Takje of IV.
Boudeltje daar van, tot inwyding en zuivering
door befprengen , gebruikt kon worden. *t He- B oofd4
breeufche Woord, Ezob, dat men Hyfop ver"*TgK‘ M.
taald h e e ft, wordt door de Jooden verklaard/permia.
met het Arabifch Woord Tzhatar, ’t welk O-
régo , Thym , Keul en dergelyke welriekende
Kruiden meer,die weezentlyk in Paledinagroei-
jen , betekent : terwyl onze Winkel-Hyfop aldaar
niet gevonden wordt. Zo men acht geeft,
dat de Ooderfche Volkeren veelal welriekende
dingen gebruiken om hunne Gezondheid te'be-
waaren, en dat de Ceremoniën der Joodfche
W e t , inzonderheid de Reiniging des Lighaams
en van het Vaatwerk , zelfs de Befnyding, tot
dat zelfde einde ftrekten; dan begrypt men ligt,
dat de befprenging met welriekende Kruiden,
gelyk Thym en dergelyken,in Water gedoopt,
daar toe van ongelyk meer dienst kon zyn, dan
met Mos. Ondertusfchen kan wel op de eene
plaats van ’t Oude Teftament bet eene, op de
andere een ander van de gedagte Kruiden, onder
dien algemeenen naam Ezob begreepen, daar
mede bedoeld zyn. i
' Haar Geftalte is genoegzaam bekend. Z y groeit
Rysachtig , anderhalf o f twee Voeten hoog ,
fmalle Blaadjes hebbende, en Bloemen , die
Aairswyze het bovenfte der Stengetjes beklee-
den, doch flegts aan ééne zyde. Doorgaans is
de Kleur dier Bloemen blaauw, maar men vindt
ook Hyfop met witte en met roode Bloemen,
ko«