IV. Onder den naam van Leèuwebekken, is deeze
AFxyEt’ Soort als een tweejaarige Zaay- Plant bekend in
Hoofd- onze Bloemhoven , groeijénde wild in de Zui-
stuk. delyke deeled van Éuropa, op drooge Steenach-
fy£lzaa'\\ge plaatfen, ja zelfs op Muuren. Men noemt
het Kruid , naar de betekenis van den Griek-
fchen naam, in ’t Franfch Mufle de Veau, in \
Engelfch Kalves -^«eiit,in ’t Hoogduitfch Kalfs-
nofé, om dat de Bloemen o f Zaadhuisjes naar
den Smoel of Neus van een Kalf gelyken zouden.
Men vindt het, hierom, ook Kalfs-Muil
in ’t Nederduitfch genoemd. Daar zyn Verfchéi-
denheden van , met breeder of ffflaller Bladen,
doch in 't Gewas overeenkomende. Het ver-
fchilt bovendien in de Kleur der Bloemen, dië
o f paarfchachtig, en wit o f geel, zyn en de
Hoven niet weinig verfieren , inzonderheid,
doordien het eenige Voeten hoog groeit. Ook
zyn deeze Bloemen zeer aartig, dewyl menze
door drukking kan doen gaapen, hebbende anderszins
een geflooten Smoel.
xxxvii ( 37) Leeuwebek tb et ongejlaarte Bloemen, die
t/tntirrbi- lyna geaaird zyn, de Kelken langer dan
tium. de Bloem. .
Middel- Dit
baar.
{37J A n i i r r h i n u m Corólli* eeaudatis, Fiat. fubfpicatis &c.
Al at. Mei. ji2 . Gort. Belg. 177. Kram. Auflr. 185. Fl.
S n e e . j 2 o , JJ9. G O Ü AN M o n s p . 3 6 a , G R * . P r o v . 289. R .
L n t i b . 294. Antirrfi. Arvenfe majus. C. B. P i n . ara. Anr.
fylv. Phyteuma. Don. Tempt. 182. Anti vulgo Caput Canit
&c. Los. J e . 404. f i . Antirrh. Barb. I e . ó s 1, <5**
Dit Kruid , dat door geheel Europa op de IV.
Akkers wild groeit, komt ook in onze Ne-
derlanden , doch zeldzaam, voor* Men noemt Hoofd-
het ’e r , O runt, Knappers o f Knaptandekem-iTVK^
Kruid , willende dat hetzelve zou zyn het
rontium of Arantium der Ouden. Het valt in
alle opzigten kleiner dan de gewoone Tuin-
Leeuwebekken, en heeft de Bloesfem ook min?
der Aairachtig , doch de Kleur der Bloemen
verfchilt weinig, zo min als de figuur: want
zy zyn paarfch meteen geel Kinnet je. Het Zaadhuisje
valt in deeze Soort ronder en drukt zeer
wel de figuur uit van het Bekkeneel van een
Aaperir o f Hondskop; weshalve het ook dien
naam voert, in ’t Franfch Oeil de Chat, dat
is Katten - Oog. Met drie Gaten , die als de
Oogen en Mond vertoonen, zig openende ,
ftort het, gelyk ’t voorgaande, zyn kleine zwarte
Zaadjes uit. Men heeft oudtyds, aan het
Orant, een inbeeldige kragt,tegen betovering,
toegefchreeven gehad. Sommigen willen dat dit
laatfte Venynig zoude zyn (*>
(38) Leeuwebek met ongejladrte Bloemen in xxxvm.
de Oxelen , de Kelken Vlinderachtig ,
Bladen Vleezig* fauonaceum.
Vlinder-
( * ) V t n e n a t a P l a n t a , zegt Linnsus i n S p . P l a n t . vai»*cfUlg’
dit, doch het wordt niettemin van zyn Ed. i n M a t . M e i .
aangehaald: offchoon die aanhaaling in S p . P l a n t . by de
voorgaande Soort was geplaatst.
(38) A n t i r r h i n u m Coroll. ecaadatis 8cc. M a n t . SS.Antink.
Cipilionaceum. Bu*M. F l . l u i .