IV.
A fdeel.
XVI.
H oofdstu
k ,
Haauyj-
ifeidraa •
genat'
1*,
JLepidium
Jativum•
Tuin-
Kers«
rhaanswyze Blaadjes; deuiterjlen verlangd;
de Takken gefpitst.
Van deeze twee groeit de eerfce in Spanje,
de andere in de Levant. De Spaanfehe heeft
de onderfte Bladen Vleezig en Zeegroen, gevind,
met het uiterfce Vinblaadje veel grooter
en allen byna rond: zo dat zy zeer naar die
van de Cardamïne gelyken. De andere heeft
het Stengetje een Span hoog, met witte Bloemen
en Wig vormige Zaadhuisjes.
Qg) Peperkruid met vïermagtige Bloemen en
langwerpige veeldeelige Bladen.
Van de gewoone Tuin - Kers , hier bedoeld,
is de Natmirlyke Groeiplaats, van waarzyhaa-
re afkomst heeft, onbekend. Ook kan men niet
verzekeren, dat de Grieken met hun Kardamon
o f de Romeinen met hun Najlurtium, dit zelfde
Kruid , wat de Soort aangaat, bedoeld hebben
; dewyl zy hetzelve, als gemeen zynde, niet
befchryven. Doktor S co p o l i maakt een ge*
heeleKlasfe van Najlurtia, waar in hy alle Kruiden
van dergelyken aart en , in ’t algemeeD,
de Kruisbloetnigen plaatst. Het tegenwoordige
voert in ’t Franfch den naam van Qresfon o f
Cm-
(9) Lepidium Flor. tetradynamis , Fo!. oblongis roultifidis.
Mat. Mei, Gort. Belg. 182. H. Cliff. 331. R. Lueib ^
33S- Nafturtium Uottenfë vulgatum, C. B. Pin. 103. Naftui-
tium Hottenfe. Dod. Tempt. 771. Nafturtium Hortenfc
eiispum. C, fi, Pin. 104. Prodr. 44,
Cresfon du Jardin, in ’t Engelfch Cresfy, maar ^ IV. ^
in ’ t Italiaanfch noemt men ’t Najlurtio of
'gretta, in ’t Hoogduitfch Cresf o f Garten Cresf. Hoofde
G emeenlyk wordt dit Kruid gezaaid tot Toe-STUK»
fp y z e , om ’t zy over de Salade o f op zig ze lf 5t ‘ca ö^ ‘
met Olie en Azyn , of tot inlegging te gebrui-
ken, als wanneer het zeer verfrisfchende is en
opbeurende , dienftig tegen ’ t Blaauwfchuit.
Met Suiker op een ftuk geboterd Brood gegeten
, is het zeer aangenaam en heeft byna den
Smaak van Aardebeijeu. T o t dit einde moet de
Tuinkers jong , en naauwlyks een Handbreed
hoog gegroeid , afgèfneeden zyn. Wanneer
menze fchieten laat, dan krygt zy ronde Stengen
van één tot twee Voeten hoog, met veel
fyner gefnipperde Bladen. Men heeft ’er eene
die Breed- en eene die Smalbladig is , en van
deeze beiden Krulbladige Tuin-Kerfe. D e Bloemen
groeijen Aairswyze aan den T o p , en daar
op volgt het Zaad , dat veel fcherper dan het
Kruid i s , zeer fterk van Reuk en van eene
brandende hoedanigheid, doch niettemin zoetachtig
van Smaak. Men gebruikt dit uitwendig
in Kwyl-, Nies- en Vuurigmaakende middelen.
Geftooten en in Reuzel gemengd, is het goed
voor drooge Schurft, Dauwworm en andere
Huidkwaalen. Inwendig wordt het tot uitdry-
ving in uïtflaande Ziekten, gelyk de Pokjesea
MazeleP» aangepreezen.
Q.q 5 (10)
i i , deel. ix . stuk;