A fdeel. xvt.
H oofd*
s t u k *
vx.
Eiicutella
fempervi.
r i n s .
Altyd
groen.
(6) Brilkruid met ruuwachtige Haauwtjes en
Lancetvormige Wollige Bladen.
Van dat flag van Brilkruid, 5t welk de Haauw-
tjes boven van elkander afwykende heeft, zyn
aanmerkelyke Verfcheidenheden, thans, indee-
ze v y f Soorten ouderfcheiden, naar dat de Haauwtjes
ruuw o f glad en de Bladen meer o f minder
ingefneeden zyn. Sommig daar van heeft Bladen
, welke naar die van ’ t Havikskruid gely-
ken , komende ook tropswyze uit den Wortel
voort. De hoogte van de Steng is omtrent twee
Voeten; doch in het gladde minder en het laat-
f te , dat altyd groen is, verfchilt wel allermeest
door laag - Heefterige Stengetjes en Bladen als
die der gewoone Violetten (* ) . Dit valt in de
Levant, als ook in Spanje; de overigen komen
in Italië en andere Zuidelyke deelen van Europa
voor. De Bloemen zyn hier de helft kleiner,
dan in de eerfte Soort. De Zaadhuisjes deezei
Soorten, die van den Styl afwyken , beantwoorden
meest aan den Geilagtnaam, dewylzy
zig byzonder Bril achtig vertoonen.
L u .
(6) Biscutdln SU. fcabriusculïs 8cc. Mant. z jy , Thlaspï
aiscutellaturn iuteura Anchufs folio. BARK. Rar. 39,T. 841*
Bocc. Mas. Z67. T. 122,
(*) Wegens de Viool- of Violierachtige ge ft al te is het
voorzetfel Jon of Jon aanlbnamigen deeaer Planten gegeten;
gelyk Jwdraba, Jont klaspi.
L u N A R i A. Penningkruid. . IV.
A fdebLi
XVI.
Wegens de figuur der Zaadhuisjes, die ovaa- hqofd-
le , plat famengedrukte, efFenrandige gefteelde s tu k .
Haauwtjes zyn , voert dit Geflagt den naam van sukuiofa.
Maankruid , Lunar ia, in ’t Franfch Lunaire ;
die anders aan een klein Plantje , dat tot de
Cryptogamia behoort, gegeven wordt. Wynoe-
men ’t deswegen Penningkruid. Sommigen hee •
ten ’t ook wel , om dat de Haauwtjes, verdroo-
gende,zig Zilverachtig vertoonen, Zilverbloem:
doch zulks is oneigen. Om de zuiverheid van
deeze Haauwtjes , noemen de Engelfche Hoveniers
het Kruid Honefly. De Kelk beftaat uit
Zakvormige Blaadjes. Het bevat de twee volgende
Soorten.
( i ) Penningkruid met overhoekfe Bladen. j}ünaria
rediviva.
Q2) Penningkruid met gepaarde Bladen. overbiy«*
Deeze twee maaken het Kruid uit, dat men
erg. Tweejaa-
rig. ‘
(1) Lunaria Fol. alternis. Syfl. Nat. XII. Gen. 809. p.
4JÏ. XIII. p. 49J. BESL. Eyß. Vern. 7. f. 2. Lunaria
Fol. Cordatis. H. Cliff. 333- R- Lugdb. 332. GOUAN Monsp.
3 2 3 . H A L L . Helv. J 4 0 . V i o la L u n a r ia major S i l iq u ä o b lo n g ä .
C. B. Pin. 203. Viola latifolia, Lunaria odorara. Clus. Hiß.
I. p. 197.
(4) Lunaria Foliis oppofiris. Fl. Suee. II. N. 583. Luna-
iia major Siliqua rotundiore. J. B. Hiß. II. p. 881. Viola
latifolia. Dod. Pompt. ie t. DALFCH. Hiß. so j. MORis.
Hiß. II. p. ^46. S. 3. T. 9. f. *• Besl. Eyß. uts, f. 1.