Afdeel,
xv.
Hoofdstuk.
X'T.
Dracotf
•phuluni A l
tajtr-fe.
Kuiidbla
dig.
XIII.
Nutans,
Knikkend,
XIV.
"Tbymifo'
lium.
Thymbla
dig.
( ia ) Draakskop met gekartelde Bladen , de
> Mortelbladen Hartvormig; de Stengbladen
rondachtig ongejleeld , en langwerpige ge-
fnipperde Blikjes.
(i 3) Draakskop met Kransjes - Bloemen , Je
Blikjes langwerpig Eyrond en geheel effen-
randig; de Bloemen taamelyk groot en
knikkende.
' ( 14) Draakskop met Kransjes - Bloemen, de
. Blikjes langwerpig effenrandig ; de Bloemen
naauwlyks grooter dan de Kelk.
Siberie, wederom, is ook het Vaderland van
deeze drie Soorten , waar van de eerfte ’er op
de Gebergten groeit, hebbende de Bloembladen
en Blikjes gekleurd: de tweede en derde ver-
fchillen zeer weinig, dan in de grootte en kleinte
der Bloemen, ’t Gewas fchiet op drooge dorre
plaatfen naauwlyks drie Duimen, in vrugt-
baare Gronden een Voet en hooger op. De
Bloe-
(12) - Dracocephalum Fol. crenatis , Radic. Gord. Caulinis
orbiculatis fesfilibus &c. Ach Petrep. 1770. p. ss6. T. 29.
f. i .
(13) Dacoeepbalum Fiot. verticill. Sec. H. Ups.i6-j. N. 6.
Moldavica Betonicz folio. Amm. Ruth. 44. Gmel. Sib. III.
p. 23 I. T. 4 9 -
(14) Dracocephalum Flor. verticill. &c. II. Ups. 167. Ce*
dronella Tartarica perennis Uiticx folio. R. Lagdb. 437. Moldavica
Orientalis minima Ocymi facie. Co.MM. Rar. T. p.
29, Mold. Beronicx folio. Amm. Ruth. 45, Gmel. Sib. III,
p«233, T. jo.
Bloemen zyn bleek Violet en hebben ruige Kei- IV.
ken. De Reuk i s , wanneer men’t Kruid tus- x v f1'*
fchen de Vingers w ry ft, welriekende en fterker Hoofd»
dan in de Tuin Melisfe. stuk.
Gymftff*
TT o 1 fptrmia, H o r m i n u m. Sclarey.
Dit Geflagt heeft een Klokvormigen Kelk,
met vier byna gelyke Punten, de vyfde grooter
en uitgerand: de Bovenlip der Bloem holrond.
Dit Geflagt bevat niet de gewoone Kruiden „ r*
11 j n- , l i t . r Mormmwn deezes naams , welke de Kidder geoordeeld heeft Pyrenai-
tot dat van Salie te behooren * ; maar een an* Cfyjenee-
der ( 1 3 , dat daar van de eenigfte Soort uit-fche-
maakt. Hetzelve is onder den naam van Py-*s
reneefche Melisfe voorgefteld, afgebeeld en be-is°* *
fchreeven geweest. J. B a d h i n u s betrok het
reeds tot de Scarley , noemende hetzelve GaU
Ütrichum (een gelykftaande benaaming) met ron*
de Bladen en groote Violette Bloemen. L i n-
n ^ üs heeft het door de gezegde Kenmerken
getragt af te zonderen; maar de Kruidkenners,
die deeze Plant nader op de Groeiplaats on-
derzogt hebben * gelyk de Heeren H a l l e r .
en
(1) H o rm in u m . Syfl. Nat. XII. Gen. 7 3 0 , p . 401. Neg.
XIII. p . 4SS. H. Cliff. 309. R . Lugdb. 3 2 0 . H A L L . A S .
Helv. VI. p. 101, Melisfa Fytenaica. Magn. Hort. T. p.
13 3 » S c o p . An». 2 . p» 5 5 . G a l li t r i c h um F o l io r o tu n d o 8 c c .
]. B. Hiß. III. p. 313. MOKIS. Hiß. III. p. S9S♦ RAJ,
fUfl. J4<>-