Afd eel .
x iv .
H oofd»
STUK,
XXX.
Rr.nuncu- lus Cbx.ro
phyllus.
Ketvelbla'
dige.
*
Parvulus,
Kleintje.
Nagelkruid. In Bosfchen en op Gebergten komt
zy in verfcbeide deelen van Europa voor , ja
volgens B o e r h a a v e ook in de Nederlanden.
(30^ Ranonkel met omgeboogen Kelken , ge-
I Jleufde Bloemjleelen, een regtopftaande een-
bloemige Steng, de Bladen famengefteld L i niaal
veeldeelig.
Deeze wilde Ranonkel met Kervelbladen en
Wortels als de AsphodiÜen, groeit in Vrank-
ryk en Italië. De Wortel beüaat oit een Klompje
van kleine Bolletjes, met lange Vezeldraaden
doormengd, zegt B a u i i i n u s , en de Bladen
gelyken naar die van het St. Anthonies Raapje,
maar zyn fyner en als die van de Kervel verdeeld
; de Steng een Voet boog.
(*) Ranonkel die ruig is , met driekwabbige
ingefneeden Bladen , en eene regtopftaande
byna eenbloemige Steng.
By Montpellier en in Italië groeit dit Ranonkel
( 30) Ranuncalus Cal. retro0exls &c. Gouan Monsp. 266.
GuETT. Stamp. 27$. DALIB. Var. 166. ZlNN. Coett. 129.
Ran. grumofi. Rad. Fol. Ran. bulbolï. C. B. Pin. i ï i .
Prodr. 95, Ran. Chaerophyllos Asphodeli Radice. C. B. Pin,
181. Babr. Ie. S8I. Ran. mont. leptophyllos Asphodeli Radice.
Col. Eephr. I. p. 312. T. ; n .
(*) Ranuncalus hirtus Fol. ttilobis incifls , Caule erefto
fubnnifioro. Mant. 79. Ran. Atvenfis parvus folio trifjdo. C»
B. Pin. 179. Ran. Saxatilis minimus hirfutus. ld. 1*2. Prodr.
9«. Kan, minimus Apulus» Col. Eephr. 315. T. 316,
keltje, dat een dun ruig Stengetje heeft, op *t
meefte een half Voet lang. De Bloem , bynaAp^
gelyk van grootte als de Bladen en g e e l, heeft xiv.
een ruigen Vliezigen Kelk. By Aftrachan, aan Hoófd-
de Kaspifche Zee , heeft de Heer G m e l i n ™ ’ ^ Polyry»
hetzelve ook waargenomen , naauwlyks drie ma.
Duimen hoog (*_).
(31) Ranonkel met fiekelige Zaaden , de bo- xxxrvenjle
Bladen meervoudig famengejleld Li-
niaal. Akk, er-
_ T-r ) . r. Haanevoet.
Deeze Akker - Haanevoet, in de Bouwlanden
op veele plaatfen door geheel Europa voorkomende,
Heeft de Zaadjes, die de Hoofdjes maa-
ken, aan beide kanten ftekelig, ’t welk dezelve
van de voorgaanden genoegzaam onderfcheidt.
(32) Ranonkel met Jlekelige Zaaden, enkelde xxxir.
gekwabdeJlompe Bladen en verfpreide Sten- G“cXom-
gen. de.
Dit
(*) Rei/e durch Rusland. Petersb. 1774. II. Th. p. 196.
(31) Ranuncalus Sem. aculeatis Fol. fup. decompofitis Li-
nearibus. Gort. Belg. 157. kram. Auflr. je i. h a l l . Helv.
323. Fl. Suee. 470, 508. H.Cliff. 229. R . Lugdb. 491. Ran.
Arvenfis echinatus. C. R. Pin. 179. Ran. fylveftris teitms.
Dod. Pempt. 427. Ran. Atvorum. LOB. Ic. 66$.
(32) Ranuncalus Sein. aculeatis , Foliis Simpl. Sic. Go r t .
Belg. 158. Gouan Monsp. 267. H. Cliff. 229. Ups. 157. R.
Lugdb. 491. Ran. paluftris echinatus, C. K. Pin. i 80, Prodr.
95. Ran. Cret. echinatus latifblius. ALP. Exot, 263. T. 261.
J. B. Hift. III. p. 842.
Q 3 II. Deel. ix. Stuk.