IV. naamelyk ditGeflagt, in het welke, behalvede
FDEKL, geWoone zo genaamde Leeuwebekken, ook het
Hoofd- Vlafchkruid is begreepen. Dus komen Ter me-
*7 K; nigvuldige Soorten in voor, van thans op de
digé* volgende manier in Rangen zyn onderfcheiden*
A. Gefpoorde met hoekige Bladen.
«4niirrbu ^ 0 Leeuwebek met Hartvormige vyfkwabbi~
Kum Cym- ge Bladen overhoeks , en hangende Stengen»
Kiyfbiadig. L innjeüs van deeze Soort de Groeiplaats
alleen fielt op Rotfeu , en aan oude
Muuren, te Bafel, Parys en Haarlem , is te
verwonderen en zeer gebrekkelyk: want men
vindtze niet alleen in onze Nederlanden aan de
Muuren of Vefien van Delft, Utrechten ver-
fcheide andere Steden; maarzy kwam den Heer
H a l l e r , in Switzerland , te Zug zeer menigvuldig
voor, en R a y merkt aan, dat niets
gemeeneris op vogtige Wanden, Puinhoopen en
Steeuen , in Italië; gelyk zy ook op oude Muuren
te Marfeille en wie weet op hoe veel andere
plaatfen , groeit. Te Venetie, Padua en in
de nabygelegen Dorpen , hangt overal aan de
Wegen en Wanden van de Huizen, gelyk Veil
of
( i) Antirrhïnum Fol. Cordatis quinquelobls alternis. 'Syfi.
Nat. XII. Gen. 790. p. 410. Plrg. XIII. p. 464. H. Ciiff.
323- Ups. r js . R. Lugdb. 295. N. 4. GOUAN Monsp. 299.
H a l l . Helv, 613. G o b t . Belg. 175. &c. Cymbalatia Italica
Folio Hedeix. L ob. Ie. 6\S. Cymbalatia, C. B. Fin. 3o6.
CAM. Epit, 8S0,
of Muur, dit Kruid , zegt L obel. De Rid- IV^ .
der hadt derhalve behoorente zeggen, dat de *
Groeiplaats is aan Rotfen en vogtige oude M uu-Hoofd-
ren, van veele Steden in Europa, inzonderheid’TUKi,_
in de Zuidelyke deelen. /ptrmia.
Het wordt Cymbalaria genoemd, zo men wil,
naar de Cymbels, een foort van Speeltuig der
Ouden , en mooglyk komt zulks van de figuur
der Bladen her, die zo rondachtig zyn, dat men
het voor een Soort van Navelkruid gehouden
en in plaats van dien in de Popeljoen - Zalf gebruikt
zou hebben. Eigenüyk gelyken de Bladen
meest naar die van Klyf. Plet hangt met
zyne Rankjea nederwaards , hebbende zeer
lange Blad- en Bloemfteelen en de Bloempjes
ten deele geel, ten deele paarfch van Kleur,
met een kromme Spoor.
(2) Leeuwebek met Niervormige v y o zeer Haai-j intirTrrh*i•
rige Bladen overhoeks, en hangende Stengen.Kum fho-
Deeze, uit de Alpen afkomftig, en door denGdl3aird*
Heer J & c q u i n naar een gedroogd Exemplaartje
in Af bedding gebragt, is, zo wel door de
figuur van ’t Blad als door de Haairigheid,genoegzaam
verfchillende , om eene byzondere
Soort uit te maaken. Men kan ze, derhalve,
Haairig Cymbelkruid noemen.
C3) ,
(2) Mntirrhinum Fol,. Reniformibus PiloGsfimis alteinis.
Mant. 249. jAcq. Obs. II. p. as. T. 48. ï.inatia Hederas folio
yillofo f. Cymbalatia Alpina. Touknf, Inft, 169,
Hh 5